Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. afgesleten:
  2. afslijten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afgesleten (Nederlands) in het Duits

afgesleten:

afgesleten bijvoeglijk naamwoord

  1. afgesleten
    abgegriffen; abgenutzt; abgewetzt

Vertaal Matrix voor afgesleten:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abgegriffen afgesleten beduimeld
abgenutzt afgesleten afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; uitgeleefd; versleten; vervallen
abgewetzt afgesleten afgeslepen; doorgesleten; uitgesleten

afgesleten vorm van afslijten:

afslijten werkwoord (slijt af, sleet af, sleten af, afgesleten)

  1. afslijten
    abnutzen
    • abnutzen werkwoord (nutze ab, nutzt ab, nutzte ab, nutztet ab, abgenutzt)

Conjugations for afslijten:

o.t.t.
  1. slijt af
  2. slijt af
  3. slijt af
  4. slijten af
  5. slijten af
  6. slijten af
o.v.t.
  1. sleet af
  2. sleet af
  3. sleet af
  4. sleten af
  5. sleten af
  6. sleten af
v.t.t.
  1. ben afgesleten
  2. bent afgesleten
  3. is afgesleten
  4. zijn afgesleten
  5. zijn afgesleten
  6. zijn afgesleten
v.v.t.
  1. was afgesleten
  2. was afgesleten
  3. was afgesleten
  4. waren afgesleten
  5. waren afgesleten
  6. waren afgesleten
o.t.t.t.
  1. zal afslijten
  2. zult afslijten
  3. zal afslijten
  4. zullen afslijten
  5. zullen afslijten
  6. zullen afslijten
o.v.t.t.
  1. zou afslijten
  2. zou afslijten
  3. zou afslijten
  4. zouden afslijten
  5. zouden afslijten
  6. zouden afslijten
diversen
  1. slijt af!
  2. slijt af!
  3. afgesleten
  4. afslijtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afslijten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afslijten
    Verschleißen; Abnutzen

Vertaal Matrix voor afslijten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abnutzen afslijten slijten; verslijten
Verschleißen afslijten slijten; verslijten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abnutzen afslijten afdragen; slijten; verslijten; verteren; wegslijten

Wiktionary: afslijten

afslijten
verb
  1. in een proces van slijtage verliezen