Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. afrit:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afrit (Nederlands) in het Duits

afrit:

afrit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de afrit
    die Ausfahrt
    • Ausfahrt [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor afrit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausfahrt afrit dagreis; excursie; gang; koers; reis; rijtochtje; rit; route; tocht; toer; tournee; uitrit; uitstapje

Verwante woorden van "afrit":

  • afritten

Wiktionary: afrit

afrit
noun
  1. een verkeersweg waarlangs men naar beneden van een autoweg of autosnelweg af kan rijden
afrit
noun
  1. Abfahrt von einer Autobahn

Cross Translation:
FromToVia
afrit Abfahrt slip road — a segment of roadway that joins a motorway to ordinary roads
afrit Abfahrt; Abgang; Abreise; Abzug départmoment précis de l'action de partir.
afrit Ausgang issuesortie, lieu par où l’on sortir.
afrit Ausgang; Austritt; Aufwand; Ausgabe; Auslage sortieaction de sortir.