Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bedoezeld:
  2. bedoezelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bedoezeld (Nederlands) in het Duits

bedoezeld:

bedoezeld bijvoeglijk naamwoord

  1. bedoezeld (groezelig; morsig; smoezelig; viezig)
    schmutzig; schlüpfrig; unsauber; schmuddelig; grindig; fleckig; schmutziggrau

Vertaal Matrix voor bedoezeld:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fleckig bedoezeld; groezelig; morsig; smoezelig; viezig besmeurd; bevlekt; bevuild; gevlekt; groezelig; morsig; ranzig; slonzig; slordig; smerig; vies; viezig; vlekkerig; vlekkig; voddig; vuil; vunzig
grindig bedoezeld; groezelig; morsig; smoezelig; viezig korstig
schlüpfrig bedoezeld; groezelig; morsig; smoezelig; viezig dubbelzinnig; glad; glibberig; grof; laag-bij-de-grond; lomp; meerduidig; met een obscene bijbetekenis; obsceen; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ploertig; schuin; schunnig; smeerachtig; stuitend; vies; vunzig; zedeloos
schmuddelig bedoezeld; groezelig; morsig; smoezelig; viezig banaal; goor; grof; kliederig; knoeierig; laag-bij-de-grond; lomp; morsig; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ranzig; schunnig; slonzig; slordig; smeerachtig; smerig; stuitend; triviaal; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend
schmutzig bedoezeld; groezelig; morsig; smoezelig; viezig banaal; dellerig; goor; grof; haveloos; kliederig; knoeierig; laag-bij-de-grond; lomp; met vuil bemorst; morsig; obsceen; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ploertig; ranzig; schuin; schunnig; sletterig; slodderig; slonzig; slordig; smeerachtig; smerig; stuitend; triviaal; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend; zedeloos
schmutziggrau bedoezeld; groezelig; morsig; smoezelig; viezig vuil grijs
unsauber bedoezeld; groezelig; morsig; smoezelig; viezig besmeurd; bevlekt; bevuild; gevlekt; goor; groezelig; met vuil bemorst; morsig; muf; obsceen; onfris; onkies; onkuis; onrein; onverkwikkelijk; onzindelijk; ranzig; schuin; smerig; stuitend; vies; vlekkig; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend; zedeloos

bedoezeld vorm van bedoezelen:

bedoezelen werkwoord (bedoezel, bedoezelt, bedoezelde, bedoezelden, bedoezeld)

  1. bedoezelen
    beschmutzen
    • beschmutzen werkwoord (beschmutze, beschmutzt, beschmutzte, beschmutztet, beschmutzt)

Conjugations for bedoezelen:

o.t.t.
  1. bedoezel
  2. bedoezelt
  3. bedoezelt
  4. bedoezelen
  5. bedoezelen
  6. bedoezelen
o.v.t.
  1. bedoezelde
  2. bedoezelde
  3. bedoezelde
  4. bedoezelden
  5. bedoezelden
  6. bedoezelden
v.t.t.
  1. heb bedoezeld
  2. hebt bedoezeld
  3. heeft bedoezeld
  4. hebben bedoezeld
  5. hebben bedoezeld
  6. hebben bedoezeld
v.v.t.
  1. had bedoezeld
  2. had bedoezeld
  3. had bedoezeld
  4. hadden bedoezeld
  5. hadden bedoezeld
  6. hadden bedoezeld
o.t.t.t.
  1. zal bedoezelen
  2. zult bedoezelen
  3. zal bedoezelen
  4. zullen bedoezelen
  5. zullen bedoezelen
  6. zullen bedoezelen
o.v.t.t.
  1. zou bedoezelen
  2. zou bedoezelen
  3. zou bedoezelen
  4. zouden bedoezelen
  5. zouden bedoezelen
  6. zouden bedoezelen
diversen
  1. bedoezel!
  2. bedoezelt!
  3. bedoezeld
  4. bedoezelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bedoezelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschmutzen bedoezelen afgeven; bevlekken; bevuilen; kladden; knoeien; morsen; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken