Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. betrokken:
  2. betrekken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor betrokken (Nederlands) in het Duits

betrokken:

betrokken bijvoeglijk naamwoord

  1. betrokken (ermee gemoeid zijn)
    beteiligt an
  2. betrokken (sip; teleurgesteld; beteuterd)
    betreten; bedripst; niedergedrückt; belemmert

Vertaal Matrix voor betrokken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betreten betreden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedripst beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld beduusd; beteuterd
belemmert beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld
beteiligt an betrokken; ermee gemoeid zijn
betreten beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld beduusd; beteuterd; getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; verschrikt
niedergedrückt beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld

Verwante woorden van "betrokken":


Wiktionary: betrokken


Cross Translation:
FromToVia
betrokken bedeckt; bewölkt overcast — covered with clouds; overshadowed; darkened
betrokken wehmütig; dunkel; finster; düster; trübe sombre — Qui est peu éclairer ; qui recevoir peu de lumière ; qui est obscur.

betrokken vorm van betrekken:

betrekken werkwoord (betrek, betrekt, betrok, betrokken, betrokken)

  1. betrekken
    beziehen; einmieten
    • beziehen werkwoord (beziehe, beziehst, bezieht, bezog, bezogt, bezogen)
    • einmieten werkwoord (miete ein, mietest ein, mietet ein, mietete ein, mietetet ein, eingemietet)

Conjugations for betrekken:

o.t.t.
  1. betrek
  2. betrekt
  3. betrekt
  4. betrekken
  5. betrekken
  6. betrekken
o.v.t.
  1. betrok
  2. betrok
  3. betrok
  4. betrokken
  5. betrokken
  6. betrokken
v.t.t.
  1. heb betrokken
  2. hebt betrokken
  3. heeft betrokken
  4. hebben betrokken
  5. hebben betrokken
  6. hebben betrokken
v.v.t.
  1. had betrokken
  2. had betrokken
  3. had betrokken
  4. hadden betrokken
  5. hadden betrokken
  6. hadden betrokken
o.t.t.t.
  1. zal betrekken
  2. zult betrekken
  3. zal betrekken
  4. zullen betrekken
  5. zullen betrekken
  6. zullen betrekken
o.v.t.t.
  1. zou betrekken
  2. zou betrekken
  3. zou betrekken
  4. zouden betrekken
  5. zouden betrekken
  6. zouden betrekken
en verder
  1. ben betrokken
  2. bent betrokken
  3. is betrokken
  4. zijn betrokken
  5. zijn betrokken
  6. zijn betrokken
diversen
  1. betrek!
  2. betrekt!
  3. betrokken
  4. betrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor betrekken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beziehen betrekken bedekken; bekleden; bespannen; opspannen; overtrekken; relateren; spannen; stofferen; van bekleding voorzien
einmieten betrekken charteren; huren; kuilen

Verwante definities voor "betrekken":

  1. er gaan wonen1
    • wanneer betrek je het nieuwe huis?1
  2. erbij halen, erin mengen1
    • wij betrekken onze kinderen bij elke beslissing1
  3. kopen of halen1
    • waar betrek je die aardappels van?1
  4. met wolken bedekt1
    • de lucht is betrokken1

Wiktionary: betrekken

betrekken
verb
  1. bewolkt raken
betrekken
verb
  1. trennbar, transitiv: jemanden oder etwas zu einer Gruppe rechnen, in eine Gruppe hineinnehmen

Cross Translation:
FromToVia
betrekken einwickeln; hineinziehen; verwickeln empêtrerengager dans des entraves, dans ce qui gêner. — note Il se dit proprement parler des pieds, des jambes.
betrekken einwickeln; hineinziehen; verwickeln entortillerenvelopper un objet dans quelque chose que l’on tortiller ou tortiller quelque chose autour d’un objet.