Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bevoorraden:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bevoorraden (Nederlands) in het Duits

bevoorraden:

bevoorraden werkwoord (bevoorraad, bevoorraadt, bevoorraadde, bevoorraadden, bevoorraad)

  1. bevoorraden
    bevorraten; mit Vorräten versehen; mit Vorräten versorgen
    • bevorraten werkwoord (bevorrate, bevorratest, bevorratet, bevorratete, bevorratetet, bevorratet)
    • mit Vorräten versehen werkwoord (versehe mit Vorräten, versiehst mit Vorräten, versah mit Vorräten, versaht mit Vrorräten, mit Vorräten versehen)
    • mit Vorräten versorgen werkwoord (versorge mit Vorräten, versorgst mit Vorräten, versorgt mit Vorräten, versorgte mit Vorräten, versorgtet mit Vorräten, mit Vorräten versorgt)

Conjugations for bevoorraden:

o.t.t.
  1. bevoorraad
  2. bevoorraadt
  3. bevoorraadt
  4. bevoorraad
  5. bevoorraad
  6. bevoorraad
o.v.t.
  1. bevoorraadde
  2. bevoorraadde
  3. bevoorraadde
  4. bevoorraadden
  5. bevoorraadden
  6. bevoorraadden
v.t.t.
  1. heb bevoorraad
  2. hebt bevoorraad
  3. heeft bevoorraad
  4. hebben bevoorraad
  5. hebben bevoorraad
  6. hebben bevoorraad
v.v.t.
  1. had bevoorraad
  2. had bevoorraad
  3. had bevoorraad
  4. hadden bevoorraad
  5. hadden bevoorraad
  6. hadden bevoorraad
o.t.t.t.
  1. zal bevoorraden
  2. zult bevoorraden
  3. zal bevoorraden
  4. zullen bevoorraden
  5. zullen bevoorraden
  6. zullen bevoorraden
o.v.t.t.
  1. zou bevoorraden
  2. zou bevoorraden
  3. zou bevoorraden
  4. zouden bevoorraden
  5. zouden bevoorraden
  6. zouden bevoorraden
diversen
  1. bevoorraad!
  2. bevoorraadt!
  3. bevoorraad
  4. bevoorradend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bevoorraden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevorraten bevoorraden
mit Vorräten versehen bevoorraden
mit Vorräten versorgen bevoorraden

Wiktionary: bevoorraden

bevoorraden
verb
  1. voorzien van benodigheden

Cross Translation:
FromToVia
bevoorraden anschaffen; ausstatten; versehen; versorgen munirgarnir, pourvoir de ce qui est nécessaire ou utile en vue de tel ou tel objet.
bevoorraden versehen; versorgen pourvoir — Aviser à quelque chose, y donner ordre, suppléer à ce qui manque. (Sens général)