Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Vertaal deken

Vertaal deken van Nederlands naar Duits

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

deken:
- Decke; Bettdecke; Überdecke
dek:
- Decke; Bettdecke; Überdecke; Bedeckung
Wiktionary:
- deken → Decke
- deken → Decke, Dekanin, Dekan, Bettdecke, Bedeckung, Umschag, Verdeck
- dek → Deck
- dek → Deck, Schiffsdeck

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor deken (Nederlands) in het Duits

deken:

deken [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de deken (beddedeken; dek)
die Decke; die Bettdecke; die Überdecke
- Decke [die ~] zelfstandig naamwoord
- Bettdecke [die ~] zelfstandig naamwoord
- Überdecke [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor deken:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Bettdecke	beddedeken; dek; deken	beddensprei; sprei
Decke	beddedeken; dek; deken	afdekkap; dak; dekkleed; geluidsniveau; hoofddeksel; kap; kleed; koepel; overdekking; overkapping; plafond; volume
Überdecke	beddedeken; dek; deken

Verwante woorden van "deken":

dekens, dekentje, dekentjes, dek

Verwante definities voor "deken":

warme lap om onder te slapen¹
- er lagen drie dekens op het bed¹

Wiktionary: deken

deken

noun

een (vaak dik) doek, met de functie om iemand te bedekken en daarmee warm te houden tijdens de slaap
- deken → Decke

Cross Translation:

From	To	Via
• deken	→ Decke	↔ blanket — fabric
• deken	→ Dekanin; Dekan	↔ dean — senior official in college or university
• deken	→ Bettdecke; Decke; Bedeckung; Umschag; Verdeck	↔ couverture — Grande pièce d’étoffe épaisse

deken vorm van dek:

dek [de ~] zelfstandig naamwoord

de dek (beddedeken; deken)
die Decke; die Bettdecke; die Überdecke
- Decke [die ~] zelfstandig naamwoord
- Bettdecke [die ~] zelfstandig naamwoord
- Überdecke [die ~] zelfstandig naamwoord
de dek (bedekking; dekking; overdekking)
die Bedeckung
- Bedeckung [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dek:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Bedeckung	bedekking; dek; dekking; overdekking	afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping
Bettdecke	beddedeken; dek; deken	beddensprei; sprei
Decke	beddedeken; dek; deken	afdekkap; dak; dekkleed; geluidsniveau; hoofddeksel; kap; kleed; koepel; overdekking; overkapping; plafond; volume
Überdecke	beddedeken; dek; deken

Verwante woorden van "dek":

dekken, deken

Wiktionary: dek

dek

noun

een verdieping op een schip
- dek → Deck

Cross Translation:

From	To	Via
• dek	→ Deck	↔ deck — floorlike covering on a ship
• dek	→ Deck; Schiffsdeck	↔ pont — Plancher d'un bateau

Verwante vertalingen van deken

¹Muiswerk Woordenboek