Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. duiden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor duiden (Nederlands) in het Duits

duiden:

duiden werkwoord (duid, duidt, duidde, duidden, geduid)

  1. duiden
    deuten
    • deuten werkwoord (deute, deutest, deutet, deutete, deutetet, gedeutet)

Conjugations for duiden:

o.t.t.
  1. duid
  2. duidt
  3. duidt
  4. duiden
  5. duiden
  6. duiden
o.v.t.
  1. duidde
  2. duidde
  3. duidde
  4. duidden
  5. duidden
  6. duidden
v.t.t.
  1. heb geduid
  2. hebt geduid
  3. heeft geduid
  4. hebben geduid
  5. hebben geduid
  6. hebben geduid
v.v.t.
  1. had geduid
  2. had geduid
  3. had geduid
  4. hadden geduid
  5. hadden geduid
  6. hadden geduid
o.t.t.t.
  1. zal duiden
  2. zult duiden
  3. zal duiden
  4. zullen duiden
  5. zullen duiden
  6. zullen duiden
o.v.t.t.
  1. zou duiden
  2. zou duiden
  3. zou duiden
  4. zouden duiden
  5. zouden duiden
  6. zouden duiden
diversen
  1. duid!
  2. duidt!
  3. geduid
  4. duidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor duiden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deuten duiden begrijpelijk maken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontvouwen; ontwarren; ophelderen; opklaren; oplossen; toelichten; uit de war halen; uit elkaar halen; uiteenzetten; uitleggen; van plan zijn; verduidelijken; verklaren

Verwante vertalingen van duiden