Nederlands

Uitgebreide vertaling voor eer (Nederlands) in het Duits

eer:

eer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de eer (eergevoel; trots)
    die Ehre; der Stolz; Ehrgefühl
    • Ehre [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stolz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ehrgefühl [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. de eer (verering; hulde)
    die Verehrung; die Huldigung

eer bijwoord

  1. eer (voordat; voor; alvorens; aleer; alvoor)
    bevor; ehe
    • bevor bijvoeglijk naamwoord
    • ehe bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor eer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ehre eer; eergevoel; trots aanzien; achting; eigenwaarde; ere; faam; glorie; naam; niveau; reputatie; roep; zelfrespect
Ehrgefühl eer; eergevoel; trots
Huldigung eer; hulde; verering eerbetoon; huldebetoon; huldeblijk; huldiging
Stolz eer; eergevoel; trots fierheid; grandeur; grootsheid; hoogmoedigheid; hovaardigheid; indrukwekkendheid; trots
Verehrung eer; hulde; verering aanbidding
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevor aleer; alvoor; alvorens; eer; voor; voordat tevoren; van tevoren; vooraf; vooraleer
ehe aleer; alvoor; alvorens; eer; voor; voordat

Verwante woorden van "eer":


Verwante definities voor "eer":

  1. voordat1
    • het duurde lang eer de bus kwam1
  2. wat je een goede naam geeft, waarom je bewonderd wordt1
    • de directeur ontving mij, dat was een hele eer1

Wiktionary: eer

eer
noun
  1. aanzien, roem

Cross Translation:
FromToVia
eer Ruhm glory — honour and valour
eer Ehre honour — token of praise or respect
eer Ehre honneursentiment d’une dignité morale, estimer plus haut que tous les biens, et qui porter certaines personnes à des actions loyales, nobles et courageux.
eer am liebsten; lieber le mieux — Ce qu’il y a de mieux
eer besser; am liebsten; lieber mieux — Ce qui est meilleur.

eren:

eren werkwoord (eer, eert, eerde, eerden, geëerd)

  1. eren (eerbied bewijzen)
    ehren; rühmen; indenHimmelheben; achten; loben; herausstreichen; lobpreisen; preisen; segnen; hochachten; Ehrfurcht bezeigen
    • ehren werkwoord (ehre, ehrst, ehrt, ehrte, ehrtet, geehrt)
    • rühmen werkwoord (rühme, rühmst, rühmt, rühmte, rühmtet, gerühmt)
    • indenHimmelheben werkwoord
    • achten werkwoord (achte, achtest, achtet, achtete, achtetet, geachtet)
    • loben werkwoord (lobe, lobst, lobt, lobte, lobtet, gelobt)
    • herausstreichen werkwoord (streiche heraus, streichst heraus, streicht heraus, strich heraus, stricht heraus, herausgestrichen)
    • lobpreisen werkwoord (lobpreise, lobpreisest, lobpreist, lobpries, lobpriest, lobgepriesen)
    • preisen werkwoord (preise, preisest, preist, preiste, preistet, gepriesen)
    • segnen werkwoord (segne, segnest, segent, segnete, segnetet, gesegnet)
    • hochachten werkwoord (achte hoch, achtest hoch, achtet hoch, achtete hoch, achtetet hoch, hochgeachtet)
    • Ehrfurcht bezeigen werkwoord
  2. eren (hulde bewijzen; eer aandoen; huldigen)
    huldigen; ehren; hochachten; achten
    • huldigen werkwoord (huldige, huldigst, huldigt, huldigte, huldigtet, gehuldigt)
    • ehren werkwoord (ehre, ehrst, ehrt, ehrte, ehrtet, geehrt)
    • hochachten werkwoord (achte hoch, achtest hoch, achtet hoch, achtete hoch, achtetet hoch, hochgeachtet)
    • achten werkwoord (achte, achtest, achtet, achtete, achtetet, geachtet)

Conjugations for eren:

o.t.t.
  1. eer
  2. eert
  3. eert
  4. eren
  5. eren
  6. eren
o.v.t.
  1. eerde
  2. eerde
  3. eerde
  4. eerden
  5. eerden
  6. eerden
v.t.t.
  1. heb geëerd
  2. hebt geëerd
  3. heeft geëerd
  4. hebben geëerd
  5. hebben geëerd
  6. hebben geëerd
v.v.t.
  1. had geëerd
  2. had geëerd
  3. had geëerd
  4. hadden geëerd
  5. hadden geëerd
  6. hadden geëerd
o.t.t.t.
  1. zal eren
  2. zult eren
  3. zal eren
  4. zullen eren
  5. zullen eren
  6. zullen eren
o.v.t.t.
  1. zou eren
  2. zou eren
  3. zou eren
  4. zouden eren
  5. zouden eren
  6. zouden eren
en verder
  1. ben geëerd
  2. bent geëerd
  3. is geëerd
  4. zijn geëerd
  5. zijn geëerd
  6. zijn geëerd
diversen
  1. eer!
  2. eert!
  3. geëerd
  4. erend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

eren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. eren (achten)
    Achten; Ehren; Erweisen der Ehre

Vertaal Matrix voor eren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Achten achten; eren
Ehren achten; eren
Erweisen der Ehre achten; eren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ehrfurcht bezeigen eerbied bewijzen; eren
achten eer aandoen; eerbied bewijzen; eren; hulde bewijzen; huldigen achten; appreciëren; berekenen; de hemel in prijzen; eerbiedigen; hemelhoog prijzen; hoogachten; hoogschatten; in acht nemen; in ere houden; ontzien; op prijs stellen; ophemelen; ramen; respecteren; schatten; sparen; verschonen; waarderen
ehren eer aandoen; eerbied bewijzen; eren; hulde bewijzen; huldigen achten; appreciëren; de hemel in prijzen; eer bewijzen; eerbiedigen; feestelijk onthalen; fuiven; fêteren; hemelhoog prijzen; hoogachten; hoogschatten; houden aan; in ere houden; lofprijzen; op prijs stellen; ophemelen; respecteren; waarderen
herausstreichen eerbied bewijzen; eren de hemel in prijzen; hemelhoog prijzen; ophemelen
hochachten eer aandoen; eerbied bewijzen; eren; hulde bewijzen; huldigen achten; appreciëren; de hemel in prijzen; eerbiedigen; hemelhoog prijzen; hoogachten; hoogschatten; in ere houden; op prijs stellen; ophemelen; respecteren; waarderen
huldigen eer aandoen; eren; hulde bewijzen; huldigen ovatie brengen
indenHimmelheben eerbied bewijzen; eren de hemel in prijzen; hemelhoog prijzen; ophemelen
loben eerbied bewijzen; eren de hemel in prijzen; hemelhoog prijzen; lofprijzen; loven; ophemelen; prijzen; roemen; van een prijs voorzien; vereren; zich lovend uitlaten
lobpreisen eerbied bewijzen; eren de hemel in prijzen; hemelhoog prijzen; lofprijzen; loven; ophemelen; prijzen; roemen; van een prijs voorzien; vereren; zich lovend uitlaten
preisen eerbied bewijzen; eren de hemel in prijzen; hemelhoog prijzen; lofprijzen; loven; ophemelen; prijzen; roemen; van een prijs voorzien; vereren; zich lovend uitlaten
rühmen eerbied bewijzen; eren bogen; de hemel in prijzen; hemelhoog prijzen; lofprijzen; ophemelen; prijzen; van een prijs voorzien; zich kunnen beroemen op
segnen eerbied bewijzen; eren de hemel in prijzen; hemelhoog prijzen; ophemelen

Wiktionary: eren


Cross Translation:
FromToVia
eren ehren honour — confer honour on
eren ehren honour — think of, respect highly
eren loben praise — to give praise to
eren ehren; beehren; verehren honorerrendre honneur et respect.

Verwante vertalingen van eer