Nederlands

Uitgebreide vertaling voor egaliseren (Nederlands) in het Duits

egaliseren:

egaliseren werkwoord (egaliseer, egaliseert, egaliseerde, egaliseerden, geëgaliseerd)

  1. egaliseren (gladmaken; gelijkmaken; effenen)
    egalisieren; flächen; polieren; bügeln; schleifen; schlichten; glätten; schaben; schimmern; funkeln; florieren; ebnen; glitzern; glimmen; schmirgeln; ausstreichen; ausbügeln; glatthobeln
    • egalisieren werkwoord (egalisiere, egalisierst, egalisiert, egalisierte, egalisiertet, egalisiert)
    • flächen werkwoord (fläche, flächst, flächt, flächte, flächtet, geflächt)
    • polieren werkwoord (poliere, polierst, poliert, polierte, poliertet, poliert)
    • bügeln werkwoord (bügele, bügelst, bügelt, bügelte, bügeltet, gebügelt)
    • schleifen werkwoord (schleife, schleifst, schleift, schliff, schlifft, geschliffen)
    • schlichten werkwoord (schlichte, schlichtest, schlichtet, schlichtete, schlichtetet, geschlichtet)
    • glätten werkwoord (glätte, glättest, glättet, glättete, glättetet, geglättet)
    • schaben werkwoord (schabe, schabst, schabt, schabte, schabtet, geschabt)
    • schimmern werkwoord (schimmere, schimmerst, schimmert, schimmerte, schimmertet, geschimmert)
    • funkeln werkwoord (funkle, funkelst, funkelt, funkelte, funkeltet, gefunkelt)
    • florieren werkwoord (floriere, florierst, floriert, florierte, floriertet, floriert)
    • ebnen werkwoord (ebne, ebnest, ebnet, ebnete, ebnetet, geebnet)
    • glitzern werkwoord (glitzre, glitzerst, glitzert, glitzerte, glitzertet, geglitzert)
    • glimmen werkwoord (glimme, glimmst, glimmt, glimmte, glimmtet, geglimmt)
    • schmirgeln werkwoord (schmirgele, schmirgelst, schmirgelt, schmirgelte, schmirgeltet, geschmirgelt)
    • ausstreichen werkwoord (streiche aus, streichst aus, streicht aus, strich aus, stricht aus, ausgestrichen)
    • ausbügeln werkwoord (bügele aus, bügelst aus, bügelt aus, bügelte aus, bügeltet aus, ausgebügelt)
    • glatthobeln werkwoord (glatthoble, glatthobelst, glatthobelt, glatthobelte, glatthobeltet, glattgehobelt)
  2. egaliseren (vereffenen; effenen)
    glätten; ebnen; ausstreichen; egalisieren
    • glätten werkwoord (glätte, glättest, glättet, glättete, glättetet, geglättet)
    • ebnen werkwoord (ebne, ebnest, ebnet, ebnete, ebnetet, geebnet)
    • ausstreichen werkwoord (streiche aus, streichst aus, streicht aus, strich aus, stricht aus, ausgestrichen)
    • egalisieren werkwoord (egalisiere, egalisierst, egalisiert, egalisierte, egalisiertet, egalisiert)

Conjugations for egaliseren:

o.t.t.
  1. egaliseer
  2. egaliseert
  3. egaliseert
  4. egaliseren
  5. egaliseren
  6. egaliseren
o.v.t.
  1. egaliseerde
  2. egaliseerde
  3. egaliseerde
  4. egaliseerden
  5. egaliseerden
  6. egaliseerden
v.t.t.
  1. heb geëgaliseerd
  2. hebt geëgaliseerd
  3. heeft geëgaliseerd
  4. hebben geëgaliseerd
  5. hebben geëgaliseerd
  6. hebben geëgaliseerd
v.v.t.
  1. had geëgaliseerd
  2. had geëgaliseerd
  3. had geëgaliseerd
  4. hadden geëgaliseerd
  5. hadden geëgaliseerd
  6. hadden geëgaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal egaliseren
  2. zult egaliseren
  3. zal egaliseren
  4. zullen egaliseren
  5. zullen egaliseren
  6. zullen egaliseren
o.v.t.t.
  1. zou egaliseren
  2. zou egaliseren
  3. zou egaliseren
  4. zouden egaliseren
  5. zouden egaliseren
  6. zouden egaliseren
en verder
  1. is geëgaliseerd
  2. zijn geëgaliseerd
diversen
  1. egaliseer!
  2. egaliseert!
  3. geëgaliseerd
  4. egaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor egaliseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausbügeln effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken ding rechtzetten; gladstrijken; strijken
ausstreichen effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; vereffenen rondstrooien; uitsmeren; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
bügeln effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken gladstrijken; strijken
ebnen effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; vereffenen afplatten; effenen; gelijkmaken; nivelleren; platmaken; rechtmaken; vlak maken
egalisieren effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; vereffenen afdekken; afplatten; afruimen; effenen; gelijkmaken; nivelleren; opruimen; platmaken; vlak maken
florieren effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken bloeien; floreren; goed gaan; goed lopen; het goed maken; tot hoogconjunctuur komen
flächen effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
funkeln effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken flakkeren; flikkeren; flonkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; hoorbaar zijn; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; twinkelen; vlammen; weerkaatsen; weerklinken; weerschijnen
glatthobeln effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
glimmen effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken fonkelen; glimmen; glinsteren; gloren; schitteren
glitzern effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken flikkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; glitteren; iets uitstralen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; twinkelen
glätten effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; vereffenen gladmaken; gladstrijken; gladwrijven; planeren; strijken
polieren effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken gladmaken; gladwrijven; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; polijsten; politoeren; wrijven
schaben effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken afkrabben; gladmaken; gladwrijven; schrapen; schrappen
schimmern effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken de schijn van iets hebben; flikkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; gloren; licht geven; licht schijnen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen; zwak glanzen; zwak schijnen
schleifen effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken aanzetten; een slepende gang hebben; gladmaken; gladwrijven; hard drillen; met zich meeslepen; scherp maken; scherpen; slijpen; uitslijpen; wegslijpen; wetten
schlichten effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken afdoen; afhandelen; bedaren; bemiddelen; beslechten; bijleggen; gladmaken; gladwrijven; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; kalmeren; meebetalen; schikken; sussen; tot kalmte manen; tussenbeide komen; tussenkomen; twist uit de weg ruimen; verzoenen; vrede sluiten
schmirgeln effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken afschuren; gladmaken; gladwrijven

Wiktionary: egaliseren


Cross Translation:
FromToVia
egaliseren ebnen level — to destroy by reducing to ground level; to raze