Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. export:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor export (Nederlands) in het Duits

export:

export [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de export (uitvoer)
    die Ausfuhr; der Export
    • Ausfuhr [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Export [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor export:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausfuhr export; uitvoer uitvoer
Export export; uitvoer

Verwante woorden van "export":

  • exporten

Wiktionary: export

export
noun
  1. de verkoop van goederen aan het buitenland

Verwante vertalingen van export