Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. gewinnen:
  2. gewin:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gewinnen (Nederlands) in het Duits

gewinnen:

gewinnen werkwoord

  1. gewinnen
    gewinnen; siegen
    • gewinnen werkwoord (gewinne, gewinnst, gewinnt, gewann, gewannt, gewonnen)
    • siegen werkwoord (siege, siegst, siegt, siegte, siegtet, gesiegt)

Vertaal Matrix voor gewinnen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gewinnen gewinnen behalen; binnenbrengen; binnenhalen; de overwinning behalen; iets bemachtigen; opbrengen; opleveren; te pakken krijgen; verkrijgen; winnen; zegevieren
siegen gewinnen behalen; de overwinning behalen; triomferen; verkrijgen; winnen; zegepralen; zegevieren

Verwante woorden van "gewinnen":


gewinnen vorm van gewin:

gewin [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gewin (profijt; baat; winst)
    der Gewinn; der Profit; der Bezug; der Ertrag; der Verdienst; der Erlös; der Nutzen; der Extraprofit; der Sinn
    • Gewinn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Profit [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Bezug [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ertrag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Verdienst [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Erlös [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Nutzen [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Extraprofit [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Sinn [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gewin:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bezug baat; gewin; profijt; winst overtrek
Erlös baat; gewin; profijt; winst oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel
Ertrag baat; gewin; profijt; winst besomming; druivenoogst; oogst; opbrengst; opbrengst van een gewas; opbrengst van gewas; pluk; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel; wijnoogst
Extraprofit baat; gewin; profijt; winst buitenkans; buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel
Gewinn baat; gewin; profijt; winst eerbewijs; gewonnen prijs; hoogte van produktie; nut; nuttigheid; prijs; productiviteit; waarde; winst
Nutzen baat; gewin; profijt; winst nut; nuttigheid; waarde
Profit baat; gewin; profijt; winst nut; voordeeltje; waarde
Sinn baat; gewin; profijt; winst bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; doel; geest; inhoud; nut; nuttigheid; strekking; teneur; zin
Verdienst baat; gewin; profijt; winst beloning; bezoldiging; gage; goede daad; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; merite; salaris; soldij; verdienste; verdienstelijkheid; vergoeding; waarde; wedde
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gewinn winst

Verwante woorden van "gewin":


Wiktionary: gewin


Cross Translation:
FromToVia
gewin Vorteil; Nutzen avantage — Utilité, profit, faveur, bénéfice.
gewin Gewinn; Überschuß; Verdienst; Vorteil bénéfice — commerce|fr gain, profit.