Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gewoonlijk (Nederlands) in het Duits

gewoonlijk:

gewoonlijk bijvoeglijk naamwoord

  1. gewoonlijk (meestal; gemeenlijk; doorgaans)
    meistens; hauptsächlich; normalerweise; gewöhnlicherweise; am meisten
  2. gewoonlijk (doorgaans; meestal; algemeen; )
    gewöhnlich; in der regel; meistens

Vertaal Matrix voor gewoonlijk:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- doorgaans; meestal
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
am meisten doorgaans; gemeenlijk; gewoonlijk; meestal
gewöhnlich algemeen; doorgaans; gemeenlijk; gewoonlijk; meestal; merendeels; normaliter; over het algemeen alledaags; courant; eenvoudig; futiel; gangbaar; gebruikelijk; geregeld; gewoon; gewoontegetrouw; grof; in een handomdraai; licht; lichtwegend; moeiteloos; natuurlijk; niets bijzonders; nietsbetekenend; nietszeggend; normaal; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; ongekunsteld; op vaste tijden; ordinair; plat; platvloers; regelmatig; regulier; triviaal; vanzelf; vulgair; weinigzeggend; zonder moeite; zonder pretenties
gewöhnlicherweise doorgaans; gemeenlijk; gewoonlijk; meestal
hauptsächlich doorgaans; gemeenlijk; gewoonlijk; meestal cruciaal; hoofdzakelijk; in de eerste plaats; in het bijzonder; kardinaal; merendeels; met name; overwegend; voor het grootste gedeelte; vooral; voornaamst; voornamelijk
in der regel algemeen; doorgaans; gemeenlijk; gewoonlijk; meestal; merendeels; normaliter; over het algemeen
meistens algemeen; doorgaans; gemeenlijk; gewoonlijk; meestal; merendeels; normaliter; over het algemeen doorgaans; meestal; meestens; overwegend; vaak; veelal
normalerweise doorgaans; gemeenlijk; gewoonlijk; meestal normaal gesproken; normaalgesproken

Verwante woorden van "gewoonlijk":

  • gewoonlijke

Synoniemen voor "gewoonlijk":


Antoniemen van "gewoonlijk":


Verwante definities voor "gewoonlijk":

  1. de meeste keren1
    • gewoonlijk is hij wel op tijd1