Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. invité:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor invité (Nederlands) in het Duits

invité:

invité [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de invité (genodigde; gast)
    die Gäste; der Gast; der Eingeladene; der Besuch; der Logiergast; die Besucher; der Hausgast; der Tischgast
    • Gäste [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gast [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Eingeladene [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Besuch [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Logiergast [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Besucher [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Hausgast [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Tischgast [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor invité:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Besuch gast; genodigde; invité aanloop; bezoek; gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper; visite
Besucher gast; genodigde; invité bezoeker; bezoekers; gast; klanten; logé; museumbezoeker; overnachter; slaapgast; slaper
Eingeladene gast; genodigde; invité gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper
Gast gast; genodigde; invité gast; introducé; inzittende; logé; overnachter; passagier; reiziger; slaapgast; slaper
Gäste gast; genodigde; invité bezoekers; clientèle; gast; klandizie; klanten; klantenkring; logé; overnachter; slaapgast; slaper
Hausgast gast; genodigde; invité gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper
Logiergast gast; genodigde; invité gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper
Tischgast gast; genodigde; invité eter; gast aan tafel; tafelgast

Verwante woorden van "invité":

  • invités