Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kartonneren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kartonneren (Nederlands) in het Duits

kartonneren:

kartonneren werkwoord (kartonneer, kartonneert, kartonneerde, kartonneerden, gekartonneerd)

  1. kartonneren
    einpacken; verpacken; kartonieren
    • einpacken werkwoord (packe ein, packst ein, packt ein, packte ein, packtet ein, eingepackt)
    • verpacken werkwoord (verpacke, verpackst, verpackt, verpackte, verpacktet, verpackt)
    • kartonieren werkwoord (kartoniere, kartonierst, kartoniert, kartonierte, kartoniertet, kartoniert)

Conjugations for kartonneren:

o.t.t.
  1. kartonneer
  2. kartonneert
  3. kartonneert
  4. kartonneren
  5. kartonneren
  6. kartonneren
o.v.t.
  1. kartonneerde
  2. kartonneerde
  3. kartonneerde
  4. kartonneerden
  5. kartonneerden
  6. kartonneerden
v.t.t.
  1. heb gekartonneerd
  2. hebt gekartonneerd
  3. heeft gekartonneerd
  4. hebben gekartonneerd
  5. hebben gekartonneerd
  6. hebben gekartonneerd
v.v.t.
  1. had gekartonneerd
  2. had gekartonneerd
  3. had gekartonneerd
  4. hadden gekartonneerd
  5. hadden gekartonneerd
  6. hadden gekartonneerd
o.t.t.t.
  1. zal kartonneren
  2. zult kartonneren
  3. zal kartonneren
  4. zullen kartonneren
  5. zullen kartonneren
  6. zullen kartonneren
o.v.t.t.
  1. zou kartonneren
  2. zou kartonneren
  3. zou kartonneren
  4. zouden kartonneren
  5. zouden kartonneren
  6. zouden kartonneren
en verder
  1. is gekartonneerd
diversen
  1. kartonneer!
  2. kartonneert!
  3. gekartonneerd
  4. kartonnerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kartonneren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einpacken kartonneren emballeren; grijpen; inpakken; inwikkelen; kelderen; klauwen; obsederen; pakken; uitbuiken; uitzakken; vangen; vatten; verpakken; verstrikken; zakken
kartonieren kartonneren
verpacken kartonneren emballeren; inpakken; inwikkelen; verpakken