Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. meuren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor meuren (Nederlands) in het Duits

meuren:

meuren werkwoord (meur, meurt, meurde, meurden, gemeurd)

  1. meuren (maffen; slapen; pitten)
    schlafen; schlummern
    • schlafen werkwoord (schlafe, schläfst, schläft, schlief, schlieft, geschlafen)
    • schlummern werkwoord (schlummere, schlummerst, schlummert, schlummerte, schlummertet, geschlummert)
  2. meuren (stinken; ruiken; een luchtje hebben; )
    stinken; riechen
    • stinken werkwoord (stinke, stinkst, stinkt, stank, stanket, gestunken)
    • riechen werkwoord (rieche, riechst, riecht, roch, rocht, gerochen)

Conjugations for meuren:

o.t.t.
  1. meur
  2. meurt
  3. meurt
  4. meuren
  5. meuren
  6. meuren
o.v.t.
  1. meurde
  2. meurde
  3. meurde
  4. meurden
  5. meurden
  6. meurden
v.t.t.
  1. heb gemeurd
  2. hebt gemeurd
  3. heeft gemeurd
  4. hebben gemeurd
  5. hebben gemeurd
  6. hebben gemeurd
v.v.t.
  1. had gemeurd
  2. had gemeurd
  3. had gemeurd
  4. hadden gemeurd
  5. hadden gemeurd
  6. hadden gemeurd
o.t.t.t.
  1. zal meuren
  2. zult meuren
  3. zal meuren
  4. zullen meuren
  5. zullen meuren
  6. zullen meuren
o.v.t.t.
  1. zou meuren
  2. zou meuren
  3. zou meuren
  4. zouden meuren
  5. zouden meuren
  6. zouden meuren
diversen
  1. meur!
  2. meurt!
  3. gemeurd
  4. meurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor meuren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
riechen een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen een geur verspreiden; geuren; rieken; ruiken
schlafen maffen; meuren; pitten; slapen
schlummern maffen; meuren; pitten; slapen dutten; een dutje doen; gedachteloos zijn; kruipen; sluimeren; sluipen; suffen; verborgen aanwezig zijn
stinken een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen een geur verspreiden; geuren; rieken; ruiken