Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. mogendheid:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor mogendheid (Nederlands) in het Duits

mogendheid:

mogendheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de mogendheid (mogendheden)
    die Mächte; die Macht
    • Mächte [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Macht [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor mogendheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Macht mogendheden; mogendheid autoriteit; gezag; heerschappij; invloed; kracht; macht; overheidsinstelling; overheidslichaam; vermogen
Mächte mogendheden; mogendheid

Verwante woorden van "mogendheid":


Wiktionary: mogendheid


Cross Translation:
FromToVia
mogendheid Macht; Großmacht power — nation having a strong military and/or economy
mogendheid Reich; Staat; Gewalt; Macht; Potenz; Stärke; Leistung puissancepouvoir d’imposer son autorité.