Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. nijpend:
  2. nijpen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nijpend (Nederlands) in het Duits

nijpend:

nijpend bijvoeglijk naamwoord

  1. nijpend (smartelijk)
    nagend; empfindlich; beißend
  2. nijpend (beklemmend; smartelijk; knellend)
    drückend; schwer

Vertaal Matrix voor nijpend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schwer groots; grootschalig; reuze
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beißend nijpend; smartelijk bijtend; bitter teleurgesteld; doordringend; fel; gemeen; inbijtend; invretend; inwerkend; meedogenloos; messcherp; met sarcasme; sarcastisch; scherp; verbitterd; vlijmscherp; wreed
drückend beklemmend; knellend; nijpend; smartelijk benauwd; broeierig; klemmend; klemzittend; knellend; zwoel
empfindlich nijpend; smartelijk aangebrand; angstig voor pijn; armzalig; berooid; breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; gevoelig; humeurig; iel; karig; kies; kleinzerig; korzelig; krakkemikkig; kwetsbaar; lichtgeraakt; mager; met veel tact; pover; schamel; schraal; sensitief; slap; tactvol; teder; teer; teergevoelig; teerhartig; tenger; vatbaar; wankel; weekhartig; zwak
nagend nijpend; smartelijk
schwer beklemmend; knellend; nijpend; smartelijk aanmerkelijk; aanzienlijk; afgezaagd; agressief; beduidend; behoorlijk; delicaat; dikwijls; ellendig; enorm; flink; fors; frequent; geducht; gewelddadig; grof; grofgebouwd; hachelijk; hinderlijk; in hoge mate; kritiek; langdraadig; langwijlig; lastig; lomp; machtig; massief; meermaals; melig; menigmaal; met een groot gewicht; moeilijk verteerbaar; naar; netelig; niet hol; onaangenaam; ongelegen; onplezierig; onverkwikkelijk; penibel; precair; regelmatig; rot; ruw; saai; slecht verteerbaar; storend; vaak; veelvuldig; vervelend; zwaar

Wiktionary: nijpend

nijpend
adjective
  1. ernstig
  2. dringend

nijpend vorm van nijpen:

nijpen werkwoord (nijp, nijpt, neep, nepen, genepen)

  1. nijpen
    zwicken; kneifen; klemmen; zwacken
    • zwicken werkwoord (zwicke, zwickst, zwickt, zwickte, zwicktet, gezwickt)
    • kneifen werkwoord (kneife, kneifst, kneift, kniff, knifft, gekniffen)
    • klemmen werkwoord (klemme, klemmst, klemmt, klemmte, klemmtet, geklemmt)
    • zwacken werkwoord (zwacke, zwackst, zwackt, zwackte, zwacktet, gezwackt)

Conjugations for nijpen:

o.t.t.
  1. nijp
  2. nijpt
  3. nijpt
  4. nijpen
  5. nijpen
  6. nijpen
o.v.t.
  1. neep
  2. neep
  3. neep
  4. nepen
  5. nepen
  6. nepen
v.t.t.
  1. heb genepen
  2. hebt genepen
  3. heeft genepen
  4. hebben genepen
  5. hebben genepen
  6. hebben genepen
v.v.t.
  1. had genepen
  2. had genepen
  3. had genepen
  4. hadden genepen
  5. hadden genepen
  6. hadden genepen
o.t.t.t.
  1. zal nijpen
  2. zult nijpen
  3. zal nijpen
  4. zullen nijpen
  5. zullen nijpen
  6. zullen nijpen
o.v.t.t.
  1. zou nijpen
  2. zou nijpen
  3. zou nijpen
  4. zouden nijpen
  5. zouden nijpen
  6. zouden nijpen
en verder
  1. ben genepen
  2. bent genepen
  3. is genepen
  4. zijn genepen
  5. zijn genepen
  6. zijn genepen
diversen
  1. nijp!
  2. nijpt!
  3. genepen
  4. nijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor nijpen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klemmen nijpen graaien; grijpen; grissen; jatten; met iemand worstelen; persen; pikken; snaaien; vastpinnen; vastprikken; vastspelden; wegkapen; worstelen
kneifen nijpen knellen; strak zitten
zwacken nijpen beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen
zwicken nijpen etteren; griepen; klieren; knellen; strak zitten; zeiken

Wiktionary: nijpen


Cross Translation:
FromToVia
nijpen kneifen; zwicken pincerserrer fortement avec une pince, avec des tenailles ou autres instruments semblables.