Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. niks:
  2. niksen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor niks (Nederlands) in het Duits

niks:

niks bijvoeglijk naamwoord

  1. niks (niets)
    nichts; umsonst

Vertaal Matrix voor niks:

PronounVerwante vertalingenAndere vertalingen
- niets
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nichts niets; niks nop; noppes
umsonst niets; niks gratis; ijdel; kosteloos; nutteloos; pro deo; tevergeefs; vergeefs; voor niets; vruchteloos; zonder kosten; zonder resultaat

Synoniemen voor "niks":


Antoniemen van "niks":


Verwante definities voor "niks":

  1. geen ding1
    • kijk maar, ik heb niks in mijn tas1

Wiktionary: niks


Cross Translation:
FromToVia
niks nix nix — colloquial: nothing
niks nichts nothing — not any thing

niksen:

niksen werkwoord (niks, nikst, nikste, niksten, genikst)

  1. niksen (lanterfanten; luieren; lummelen; rondhangen; nietsdoen)
    bummeln; trödeln; herumlungern; herumsitzen; sich herumtreiben; herumstehen
    • bummeln werkwoord (bummele, bummelst, bummelt, bummelte, bummeltet, gebummelt)
    • trödeln werkwoord (trödele, trödelst, trödelt, trödelte, trödeltet, getrödelt)
    • herumlungern werkwoord (lungre herum, lungerst herum, lungert herum, lungerte herum, lungertet herum, herumgelungert)
    • herumsitzen werkwoord (sitze herum, sitzt herum, saß herum, saßt herum, herumgesessen)
    • sich herumtreiben werkwoord (treibe mich herum, treibst dich herum, treibt sich herum, trieb sich herum, triebt euch herum, sich herumgetrieben)
    • herumstehen werkwoord (stehe herum, stehst herum, steht herum, stand herum, standet herum, herumgestanden)
  2. niksen (rondhangen; rondlummelen)
    herumstehen; hängen; herumsitzen
    • herumstehen werkwoord (stehe herum, stehst herum, steht herum, stand herum, standet herum, herumgestanden)
    • hängen werkwoord (hänge, hängst, hängt, hängte, hängtet, gehängt)
    • herumsitzen werkwoord (sitze herum, sitzt herum, saß herum, saßt herum, herumgesessen)

Conjugations for niksen:

o.t.t.
  1. niks
  2. nikst
  3. nikst
  4. niksen
  5. niksen
  6. niksen
o.v.t.
  1. nikste
  2. nikste
  3. nikste
  4. niksten
  5. niksten
  6. niksten
v.t.t.
  1. heb genikst
  2. hebt genikst
  3. heeft genikst
  4. hebben genikst
  5. hebben genikst
  6. hebben genikst
v.v.t.
  1. had genikst
  2. had genikst
  3. had genikst
  4. hadden genikst
  5. hadden genikst
  6. hadden genikst
o.t.t.t.
  1. zal niksen
  2. zult niksen
  3. zal niksen
  4. zullen niksen
  5. zullen niksen
  6. zullen niksen
o.v.t.t.
  1. zou niksen
  2. zou niksen
  3. zou niksen
  4. zouden niksen
  5. zouden niksen
  6. zouden niksen
diversen
  1. niks!
  2. nikst!
  3. genikst
  4. niksend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor niksen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bummeln lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen aan de zwier gaan; banjeren; boemelen; de hort op gaan; gaan; kuieren; lopen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; slenteren; stappen; uitgaan; verbeuzelen; verknoeien; verlummelen; wandelen; zich voortbewegen
herumlungern lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen
herumsitzen lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rondlummelen
herumstehen lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rondlummelen
hängen niksen; rondhangen; rondlummelen afhangen; buiten hangen; bungelen; ergens aan hangen; hangen; ophangen; opknopen; zweven
sich herumtreiben lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen
trödeln lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen banjeren; dralen; drentelen; druilen; etteren; flaneren; griepen; klieren; miezeren; sjokken; slenteren; talmen; teuten; treuzelen; voortsukkelen; zeiken