Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. norm:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor norm (Nederlands) in het Duits

norm:

norm [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de norm (maatstaf; standaard)
    der Standard; die Norm; die Standarte
    • Standard [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Norm [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Standarte [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de norm (standaard)
    der Standard; der Ständer; der Stander; die Standarte
  3. de norm
    die Norm
    • Norm [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor norm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Norm maatstaf; norm; standaard
Standard maatstaf; norm; standaard standaard; standaardinstelling
Standarte maatstaf; norm; standaard banier; standaard; vaan; vaandel; vaantje; vendel; vlag; vlaggetje; wimpel
Stander norm; standaard
Ständer norm; standaard droogrek; fietsenrek; heugelstang; muziekstandaard; rek

Verwante woorden van "norm":

  • normen

Verwante definities voor "norm":

  1. wat je als maat neemt1
    • de norm om te slagen is dat je een 8 moet halen voor deze test1

Wiktionary: norm

norm
noun
  1. -

Verwante vertalingen van norm