Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontcijferen (Nederlands) in het Duits

ontcijferen:

ontcijferen werkwoord (ontcijfer, ontcijfert, ontcijferde, ontcijferden, ontcijferd)

  1. ontcijferen (tot een oplossing brengen; oplossen; ontwarren)
    auflösen; herausbekommen; enträtseln; entziffern; entschlüsseln; ausfindig machen; dekodieren; hinterkommen; entwirren; ausknobeln; herausbringen
    • auflösen werkwoord (löse auf, löst auf, löste auf, löstet auf, aufgelöst)
    • herausbekommen werkwoord (bekomme heraus, bekommst heraus, bekommt heraus, bekam heraus, bekamt heraus, herausbekommen)
    • enträtseln werkwoord (enträtsele, enträtselst, enträtselt, enträtselte, enträtseltet, enträtselt)
    • entziffern werkwoord (entziffere, entzifferst, entziffert, entzifferte, entziffertet, entziffert)
    • entschlüsseln werkwoord (entschlüssele, entschlüsselst, entschlüsselt, entschlüsselte, entschlüsseltet, entschlüsselt)
    • ausfindig machen werkwoord (mache ausfindig, machst ausfindig, macht ausfindig, machte ausfindig, machtet ausfindig, ausfindig gemacht)
    • dekodieren werkwoord (dekodiere, dekodierst, dekodiert, dekodierte, dekodiertet, dekodiert)
    • hinterkommen werkwoord (komme hinter, kommst hinter, kommt hinter, kam hinter, kamt hinter, hintergekommen)
    • entwirren werkwoord (entwirre, entwirrst, entwirrt, entwirrte, entwirrtet, entwirrt)
    • ausknobeln werkwoord (knobele aus, knobelst aus, knobelt aus, knobelte aus, knobeltet aus, ausgeknobelt)
    • herausbringen werkwoord (bringe heraus, bringst heraus, bringt heraus, bracht heraus, brachtet heraus, herausgebracht)
  2. ontcijferen (dechiffreren; decoderen)
    entziffern; dechiffrieren; entschlüsseln; enträtseln; dekodieren; entwirren
    • entziffern werkwoord (entziffere, entzifferst, entziffert, entzifferte, entziffertet, entziffert)
    • dechiffrieren werkwoord
    • entschlüsseln werkwoord (entschlüssele, entschlüsselst, entschlüsselt, entschlüsselte, entschlüsseltet, entschlüsselt)
    • enträtseln werkwoord (enträtsele, enträtselst, enträtselt, enträtselte, enträtseltet, enträtselt)
    • dekodieren werkwoord (dekodiere, dekodierst, dekodiert, dekodierte, dekodiertet, dekodiert)
    • entwirren werkwoord (entwirre, entwirrst, entwirrt, entwirrte, entwirrtet, entwirrt)

Conjugations for ontcijferen:

o.t.t.
  1. ontcijfer
  2. ontcijfert
  3. ontcijfert
  4. ontcijferen
  5. ontcijferen
  6. ontcijferen
o.v.t.
  1. ontcijferde
  2. ontcijferde
  3. ontcijferde
  4. ontcijferden
  5. ontcijferden
  6. ontcijferden
v.t.t.
  1. heb ontcijferd
  2. hebt ontcijferd
  3. heeft ontcijferd
  4. hebben ontcijferd
  5. hebben ontcijferd
  6. hebben ontcijferd
v.v.t.
  1. had ontcijferd
  2. had ontcijferd
  3. had ontcijferd
  4. hadden ontcijferd
  5. hadden ontcijferd
  6. hadden ontcijferd
o.t.t.t.
  1. zal ontcijferen
  2. zult ontcijferen
  3. zal ontcijferen
  4. zullen ontcijferen
  5. zullen ontcijferen
  6. zullen ontcijferen
o.v.t.t.
  1. zou ontcijferen
  2. zou ontcijferen
  3. zou ontcijferen
  4. zouden ontcijferen
  5. zouden ontcijferen
  6. zouden ontcijferen
diversen
  1. ontcijfer!
  2. ontcijfert!
  3. ontcijferd
  4. ontcijferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontcijferen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auflösen ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen afbetalen; afbreken; afrekenen; beëindigen; desintegreren; detacheren; exploderen; forceren; in een vloeistof opgaan; kraken; losbreken; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; omzetten; ontbinden; ontdekken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwaren; ontwarren; opdoeken; openbreken; opheffen; oplossen; opsporen; scheiden; stukmaken; tornen; uit elkaar gaan; uit elkaar vallen; uiteen doen gaan; uiteengaan; uiteenvallen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; van elkaar gaan; verbreken; verbrijzelen; vereffenen; verrekenen
ausfindig machen ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen achterhalen; ontdekken; ontwaren; opsporen; plaats toekennen; plaatsen; te weten komen; vinden
ausknobeln ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen dobbelen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; rafels loslaten; uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen; uitrafelen
dechiffrieren dechiffreren; decoderen; ontcijferen
dekodieren dechiffreren; decoderen; ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen een krakend geluid maken; kraken; losbreken; openbreken
enträtseln dechiffreren; decoderen; ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; scheiden; stukmaken; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
entschlüsseln dechiffreren; decoderen; ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen een krakend geluid maken; kraken; ontsleutelen
entwirren dechiffreren; decoderen; ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; losknopen; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; rafels loslaten; scheiden; stukmaken; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
entziffern dechiffreren; decoderen; ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen een krakend geluid maken; kraken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
herausbekommen ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen achterhalen; ontdekken; ontwaren; opsporen; te weten komen
herausbringen ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen naar buiten brengen; ontdekken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwaren; ontwarren; oplossen; opsporen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitbrengen; uitgeven
hinterkommen ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen ontdekken; ontwaren; opsporen

Wiktionary: ontcijferen

ontcijferen
verb
  1. qua betekenis duiden

Cross Translation:
FromToVia
ontcijferen entschlüsseln; dechiffrieren decipher — to decode or decrypt a code or cipher
ontcijferen entschlüsseln decrypt — to convert to plain text
ontcijferen herausfinden figure out — come to understand
ontcijferen schlau werden aus; verstehen; begreifen make sense — decipher, understand
ontcijferen dechiffrieren déchiffrer — décoder ce qui est écrit en chiffre