Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. op elkaar zetten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor op elkaar zetten (Nederlands) in het Duits

op elkaar zetten:

op elkaar zetten werkwoord

  1. op elkaar zetten (op elkaar stapelen; opstapelen; stapelen; opeenhopen)
    stapeln; aufstapeln; häufen; anhäufen; sich häufen; aufhäufen
    • stapeln werkwoord (stapele, stapelst, stapelt, stapelte, stapeltet, gestapelt)
    • aufstapeln werkwoord (stapele auf, stapelst auf, stapelt auf, stapelte auf, stapeltet auf, aufgestapelt)
    • häufen werkwoord (häufe, häufst, häuft, häufte, häuftet, gehäuft)
    • anhäufen werkwoord (häufe an, häufst an, häuft an, häufte an, häuftet an, angehäuft)
    • sich häufen werkwoord (häufe mich, häufst dich, häuft sich, häufte sich, häuftet euch, sich gehäuft)
    • aufhäufen werkwoord (häufe auf, häufst auf, häuft auf, häufte auf, häuftet auf, aufgehäuft)

Vertaal Matrix voor op elkaar zetten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anhäufen op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen accumuleren; cumuleren; hopen; opeenhopen; ophogen; verhogen
aufhäufen op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen accumuleren; hopen; opeenhopen; talrijker maken; uitbreiden; vergroten; vermeerderen
aufstapeln op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen
häufen op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen bijeenzoeken; grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven; vergaren; verzamelen
sich häufen op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen
stapeln op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen accumuleren; hopen; opeenhopen; zich ophopen; zich opstapelen

Verwante vertalingen van op elkaar zetten