Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. opgroeien:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opgroeien (Nederlands) in het Duits

opgroeien:

opgroeien werkwoord (groei op, groeit op, groeide op, groeiden op, opgegroeid)

  1. opgroeien (groeien; groot worden)
    wachsen; aufwachsen; heranwachsen
    • wachsen werkwoord (wachse, wächst, wuchs, wuchst, gewachsen)
    • aufwachsen werkwoord (wachse auf, wächst auf, wuchs auf, wuchset auf, aufgewachsen)
    • heranwachsen werkwoord (wachse heran, wächst heran, wuchs heran, wuchst heran, herangewuchsen)

Conjugations for opgroeien:

o.t.t.
  1. groei op
  2. groeit op
  3. groeit op
  4. groeien op
  5. groeien op
  6. groeien op
o.v.t.
  1. groeide op
  2. groeide op
  3. groeide op
  4. groeiden op
  5. groeiden op
  6. groeiden op
v.t.t.
  1. ben opgegroeid
  2. bent opgegroeid
  3. is opgegroeid
  4. zijn opgegroeid
  5. zijn opgegroeid
  6. zijn opgegroeid
v.v.t.
  1. was opgegroeid
  2. was opgegroeid
  3. was opgegroeid
  4. waren opgegroeid
  5. waren opgegroeid
  6. waren opgegroeid
o.t.t.t.
  1. zal opgroeien
  2. zult opgroeien
  3. zal opgroeien
  4. zullen opgroeien
  5. zullen opgroeien
  6. zullen opgroeien
o.v.t.t.
  1. zou opgroeien
  2. zou opgroeien
  3. zou opgroeien
  4. zouden opgroeien
  5. zouden opgroeien
  6. zouden opgroeien
diversen
  1. groei op!
  2. groeit op!
  3. opgegroeid
  4. opgroeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opgroeien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufwachsen groeien; groot worden; opgroeien
heranwachsen groeien; groot worden; opgroeien volgroeien; volwassen worden
wachsen groeien; groot worden; opgroeien in de was zetten; ontstaan; oprijzen; rijzen; voortkomen

Wiktionary: opgroeien

opgroeien
verb
  1. de tijd tot de volwassenheid doorbrengen

Cross Translation:
FromToVia
opgroeien wachsen upgrow — grow up