Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ophangen (Nederlands) in het Duits

ophangen:

ophangen werkwoord (hang op, hangt op, hing op, hingen op, opgehangen)

  1. ophangen (opknopen)
    aufhängen; aufbinden; aufknüpfen; hängen; aufknöpfen
    • aufhängen werkwoord (hänge auf, hängst auf, hängt auf, hängte auf, hängtet auf, aufgehängt)
    • aufbinden werkwoord (binde auf, bindest auf, bindet auf, bindete auf, bindetet auf, aufgebunden)
    • aufknüpfen werkwoord (knüpfe auf, knüpfst auf, knüpft auf, knüpfte auf, knüpftet auf, aufgeknüpft)
    • hängen werkwoord (hänge, hängst, hängt, hängte, hängtet, gehängt)
    • aufknöpfen werkwoord (knöpfe auf, knöpfst auf, knöpft auf, knöpfte auf, knöpftet auf, aufgeknöpft)
  2. ophangen (ergens aan hangen)
    aufhängen; hängen; einhaken; festhängen; haken; festhaken
    • aufhängen werkwoord (hänge auf, hängst auf, hängt auf, hängte auf, hängtet auf, aufgehängt)
    • hängen werkwoord (hänge, hängst, hängt, hängte, hängtet, gehängt)
    • einhaken werkwoord (hake ein, hakst ein, hakt ein, hakte ein, haktet ein, eingehakt)
    • festhängen werkwoord (hänge fest, hängst fest, hängt fest, hängte fest, hängtet fest, festgehängt)
    • haken werkwoord (hake, hakst, hakt, hakte, haktet, gehakt)
    • festhaken werkwoord (hake fest, hakst fest, hakt fest, hakte fest, haktet fest, festgehakt)

Conjugations for ophangen:

o.t.t.
  1. hang op
  2. hangt op
  3. hangt op
  4. hangen op
  5. hangen op
  6. hangen op
o.v.t.
  1. hing op
  2. hing op
  3. hing op
  4. hingen op
  5. hingen op
  6. hingen op
v.t.t.
  1. heb opgehangen
  2. hebt opgehangen
  3. heeft opgehangen
  4. hebben opgehangen
  5. hebben opgehangen
  6. hebben opgehangen
v.v.t.
  1. had opgehangen
  2. had opgehangen
  3. had opgehangen
  4. hadden opgehangen
  5. hadden opgehangen
  6. hadden opgehangen
o.t.t.t.
  1. zal ophangen
  2. zult ophangen
  3. zal ophangen
  4. zullen ophangen
  5. zullen ophangen
  6. zullen ophangen
o.v.t.t.
  1. zou ophangen
  2. zou ophangen
  3. zou ophangen
  4. zouden ophangen
  5. zouden ophangen
  6. zouden ophangen
en verder
  1. is opgehangen
  2. zijn opgehangen
diversen
  1. hang op!
  2. hangt op!
  3. opgehangen
  4. ophangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ophangen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. ophangen (ophanging; wielophanging)
    die Aufhängung

Vertaal Matrix voor ophangen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aufhängung ophangen; ophanging; wielophanging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufbinden ophangen; opknopen detacheren; loshaken; loskrijgen; losmaken; loswerken; opbinden; scheiden
aufhängen ergens aan hangen; ophangen; opknopen wijsmaken
aufknöpfen ophangen; opknopen afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; loshaken; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; rafels loslaten; scheiden; stukmaken; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
aufknüpfen ophangen; opknopen detacheren; loshaken; losknopen; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontknopen; scheiden
einhaken ergens aan hangen; ophangen aanleggen; aanmeren; afmeren; inhaken; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren
festhaken ergens aan hangen; ophangen bevestigen; doordouwen; doorzetten; ergens aan bevestigen; haken; inhaken; vastmaken; vastzetten
festhängen ergens aan hangen; ophangen inhaken
haken ergens aan hangen; ophangen aanhaken; aankoppelen; haken; inhaken; vasthaken; vastkoppelen
hängen ergens aan hangen; ophangen; opknopen afhangen; buiten hangen; bungelen; hangen; niksen; rondhangen; rondlummelen; zweven

Wiktionary: ophangen

ophangen
verb
  1. aan de galg opknopen

Cross Translation:
FromToVia
ophangen hängen hang — to be or remain suspended
ophangen aufhängen hang — to cause to be suspended
ophangen aufhängen hang — to place on a hook
ophangen henken; hängen hang — to execute by suspension from the neck
ophangen ausstellen hang — to exhibit by hanging
ophangen schleudern; schmeißen sling — to throw
ophangen aufhängen suspend — To hang freely