Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. overdrijven:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overdrijven (Nederlands) in het Duits

overdrijven:

overdrijven werkwoord (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)

  1. overdrijven (iets overdreven voorstellen; opkloppen; opblazen; aandikken)
    übertreiben; aufbauschen; andicken
    • übertreiben werkwoord (übertreibe, übertreibst, übertreibt, übertrieb, übertriebt, übertrieben)
    • aufbauschen werkwoord (bausche auf, bauscht auf, bauschte auf, bauschtet auf, aufgebauscht)
    • andicken werkwoord (dicke an, dickst an, dickt an, dickte an, dicktet an, angedickt)
  2. overdrijven (overdreven voorstellen; opkloppen; opblazen; aandikken; opschroeven)
    aufblasen; übertreiben; aufbauschen; andicken
    • aufblasen werkwoord (blase auf, bläst auf, blies auf, bliest auf, aufgeblasen)
    • übertreiben werkwoord (übertreibe, übertreibst, übertreibt, übertrieb, übertriebt, übertrieben)
    • aufbauschen werkwoord (bausche auf, bauscht auf, bauschte auf, bauschtet auf, aufgebauscht)
    • andicken werkwoord (dicke an, dickst an, dickt an, dickte an, dicktet an, angedickt)
  3. overdrijven (chargeren)
    anklagen; beschuldigen; anschuldigen
    • anklagen werkwoord (klage an, klagst an, klagt an, klagte an, klagtet an, angeklagt)
    • beschuldigen werkwoord (beschuldige, beschuldigst, beschuldigt, beschuldigte, beschuldigtet, beschuldigt)
    • anschuldigen werkwoord (schuldige an, schuldigst an, schuldigt an, schuldigte an, schuldigtet an, angeschuldigt)

Conjugations for overdrijven:

o.t.t.
  1. overdrijf
  2. overdrijft
  3. overdrijft
  4. overdrijven
  5. overdrijven
  6. overdrijven
o.v.t.
  1. overdreef
  2. overdreef
  3. overdreef
  4. overdreven
  5. overdreven
  6. overdreven
v.t.t.
  1. heb overdreven
  2. hebt overdreven
  3. heeft overdreven
  4. hebben overdreven
  5. hebben overdreven
  6. hebben overdreven
v.v.t.
  1. had overdreven
  2. had overdreven
  3. had overdreven
  4. hadden overdreven
  5. hadden overdreven
  6. hadden overdreven
o.t.t.t.
  1. zal overdrijven
  2. zult overdrijven
  3. zal overdrijven
  4. zullen overdrijven
  5. zullen overdrijven
  6. zullen overdrijven
o.v.t.t.
  1. zou overdrijven
  2. zou overdrijven
  3. zou overdrijven
  4. zouden overdrijven
  5. zouden overdrijven
  6. zouden overdrijven
diversen
  1. overdrijf!
  2. overdrijft!
  3. overdreven
  4. overdrijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overdrijven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
andicken aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven
anklagen chargeren; overdrijven aanklagen; beschuldigen; betichten; incrimineren; ten laste leggen; tenlaste leggen; verdacht maken; verdenken
anschuldigen chargeren; overdrijven tenlaste leggen
aufbauschen aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven bollen; opbollen
aufblasen aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven
beschuldigen chargeren; overdrijven beschuldigen; betichten; incrimineren; tenlaste leggen; verdacht maken; verdenken
übertreiben aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven

Verwante definities voor "overdrijven":

  1. het groter, mooier of erger voorstellen dan het is1
    • je moet niet zo overdrijven1

Wiktionary: overdrijven

overdrijven
verb
  1. de feiten groter, kleiner, mooier of slechter voorstellen dan ze zijn

Cross Translation:
FromToVia
overdrijven übertreiben exaggerate — to overstate, to describe more than is fact
overdrijven übertreiben overdo — to do too much of something
overdrijven aufschneiden ↔ shoot one's mouth off — make reckless or exaggerated statements