Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. overleveren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overleveren (Nederlands) in het Duits

overleveren:

overleveren werkwoord (overlever, overlevert, overleverde, overleverden, overgeleverd)

  1. overleveren
    überliefern
    • überliefern werkwoord (überliefere, überlieferst, überliefert, überlieferte, überliefertet, überliefert)

Conjugations for overleveren:

o.t.t.
  1. overlever
  2. overlevert
  3. overlevert
  4. overleveren
  5. overleveren
  6. overleveren
o.v.t.
  1. overleverde
  2. overleverde
  3. overleverde
  4. overleverden
  5. overleverden
  6. overleverden
v.t.t.
  1. ben overgeleverd
  2. bent overgeleverd
  3. is overgeleverd
  4. zijn overgeleverd
  5. zijn overgeleverd
  6. zijn overgeleverd
v.v.t.
  1. was overgeleverd
  2. was overgeleverd
  3. was overgeleverd
  4. waren overgeleverd
  5. waren overgeleverd
  6. waren overgeleverd
o.t.t.t.
  1. zal overleveren
  2. zult overleveren
  3. zal overleveren
  4. zullen overleveren
  5. zullen overleveren
  6. zullen overleveren
o.v.t.t.
  1. zou overleveren
  2. zou overleveren
  3. zou overleveren
  4. zouden overleveren
  5. zouden overleveren
  6. zouden overleveren
diversen
  1. overlever!
  2. overlevert!
  3. overgeleverd
  4. overleverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overleveren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
überliefern overleveren overgeven; strijd opgeven

Wiktionary: overleveren

overleveren
verb
  1. (transitiv) etwas (mündlich) überliefern, weitergeben, mündlich fortpflanzen

Cross Translation:
FromToVia
overleveren überliefern hand down — transmit in succession