Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. planken:
  2. plank:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor planken (Nederlands) in het Duits

planken:

planken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de planken (legborden)
    die Schrankfächer

Vertaal Matrix voor planken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Schrankfächer legborden; planken; schappen

Verwante woorden van "planken":


plank:

plank [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de plank (schap)
    der Schrankfach; Brett

Vertaal Matrix voor plank:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Brett plank; schap blaadje; klein boomblad; legbord
Schrankfach plank; schap

Verwante woorden van "plank":


Verwante definities voor "plank":

  1. plat lang stuk hout1
    • het hek is gemaakt van planken1

Wiktionary: plank

plank
noun
  1. veraltend: Regalbrett, offenes Regal für Bücher, Geschirr, Gewürze, Toilettartikel und andere Dinge

Cross Translation:
FromToVia
plank Brett board — piece of wood or other material
plank Planke plank — long, broad and thick piece of timber
plank Brett; Tafel; Bordbrett; Wandbrett; Regalfach; Ablagebrett planche — ais de bois, mince et long
plank Regal; Bücherregal étagère — Meuble constitué de planches superposées.