Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rafels loslaten (Nederlands) in het Duits

rafels loslaten:

rafels loslaten werkwoord

  1. rafels loslaten (uitrafelen)
    ausfransen; auftrennen; entwirren; ausfädeln; aufknöpfen; ausfasern; ausknobeln; entknoten; aufknoten; aufdröseln; auseinander fasern
    • ausfransen werkwoord (franse aus, franst aus, franste aus, franstet aus, ausgefranst)
    • auftrennen werkwoord (trenne auf, trennst auf, trennt auf, trennte auf, trenntet auf, aufgetrennt)
    • entwirren werkwoord (entwirre, entwirrst, entwirrt, entwirrte, entwirrtet, entwirrt)
    • ausfädeln werkwoord (fädele aus, fädelst aus, fädelt aus, fädelte aus, fädeltet aus, ausgefädelt)
    • aufknöpfen werkwoord (knöpfe auf, knöpfst auf, knöpft auf, knöpfte auf, knöpftet auf, aufgeknöpft)
    • ausfasern werkwoord (fasere aus, faserst aus, fasert aus, faserte aus, fasertet aus, ausgefasert)
    • ausknobeln werkwoord (knobele aus, knobelst aus, knobelt aus, knobelte aus, knobeltet aus, ausgeknobelt)
    • entknoten werkwoord (entknote, entknotest, entknotet, entknotete, entknotetet, entknotet)
    • aufknoten werkwoord (knote auf, knotest auf, knotet auf, knotete auf, knotetet auf, aufgeknotet)
    • aufdröseln werkwoord (drösele auf, dröselst auf, dröselt auf, dröselte auf, dröseltet auf, aufgedröselt)
    • auseinander fasern werkwoord

Vertaal Matrix voor rafels loslaten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufdröseln rafels loslaten; uitrafelen afbreken; beëindigen; forceren; losknopen; lospeuteren; losplukken; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; stukmaken; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
aufknoten rafels loslaten; uitrafelen afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; loshaken; losknopen; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opbinden; opheffen; oplossen; scheiden; stukmaken; tornen; uit de war halen; uit elkaar halen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
aufknöpfen rafels loslaten; uitrafelen afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; loshaken; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; ophangen; opheffen; opknopen; oplossen; scheiden; stukmaken; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
auftrennen rafels loslaten; uitrafelen loskrijgen; losmaken; lostornen; tornen; uithalen; uittrekken
auseinander fasern rafels loslaten; uitrafelen
ausfasern rafels loslaten; uitrafelen afbreken; beëindigen; forceren; ontbinden; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; stukmaken; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
ausfransen rafels loslaten; uitrafelen afbreken; beëindigen; forceren; losknopen; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; stukmaken; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
ausfädeln rafels loslaten; uitrafelen afbreken; beëindigen; forceren; lenen; losknopen; loskrijgen; losmaken; lostornen; ontbinden; ontknopen; ontlenen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; stukmaken; tornen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uitspoken; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
ausknobeln rafels loslaten; uitrafelen dobbelen; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen; uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen
entknoten rafels loslaten; uitrafelen afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; loshaken; losknopen; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; scheiden; stukmaken; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
entwirren rafels loslaten; uitrafelen afbreken; beëindigen; dechiffreren; decoderen; detacheren; forceren; losknopen; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; scheiden; stukmaken; tot een oplossing brengen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen

Verwante vertalingen van rafels loslaten