Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. sofa:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sofa (Nederlands) in het Duits

sofa:

sofa [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de sofa (canapé)
    Sofa; die Kanapee
    • Sofa [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Kanapee [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sofa:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Kanapee canapé; sofa bank; canapé; zitbank
Sofa canapé; sofa bank; bankstel; canapé; divan; zitbank

Verwante woorden van "sofa":

  • sofaatje

Wiktionary: sofa

sofa
noun
  1. „breiteres Liegesofa“Lit-Duden: Großes Fremdwörterbuch|A=4, Stichwort: „Couch“, Seite 282. mit zwei oder mehr Sitzplätzen

Cross Translation:
FromToVia
sofa Sofa; Couch couch — furniture for seating