Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. trappelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trappelen (Nederlands) in het Duits

trappelen:

trappelen werkwoord (trappel, trappelt, trappelde, trappelden, getrappeld)

  1. trappelen
    trampeln; trappelen
    • trampeln werkwoord (trampele, trampelst, trampelt, trampelte, trampeltet, getrampelt)
    • trappelen werkwoord

Conjugations for trappelen:

o.t.t.
  1. trappel
  2. trappelt
  3. trappelt
  4. trappelen
  5. trappelen
  6. trappelen
o.v.t.
  1. trappelde
  2. trappelde
  3. trappelde
  4. trappelden
  5. trappelden
  6. trappelden
v.t.t.
  1. heb getrappeld
  2. hebt getrappeld
  3. heeft getrappeld
  4. hebben getrappeld
  5. hebben getrappeld
  6. hebben getrappeld
v.v.t.
  1. had getrappeld
  2. had getrappeld
  3. had getrappeld
  4. hadden getrappeld
  5. hadden getrappeld
  6. hadden getrappeld
o.t.t.t.
  1. zal trappelen
  2. zult trappelen
  3. zal trappelen
  4. zullen trappelen
  5. zullen trappelen
  6. zullen trappelen
o.v.t.t.
  1. zou trappelen
  2. zou trappelen
  3. zou trappelen
  4. zouden trappelen
  5. zouden trappelen
  6. zouden trappelen
en verder
  1. ben getrappeld
  2. bent getrappeld
  3. is getrappeld
  4. zijn getrappeld
  5. zijn getrappeld
  6. zijn getrappeld
diversen
  1. trappel!
  2. trappelt!
  3. getrappeld
  4. trappelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor trappelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trampeln trappelen
trappelen trappelen

Wiktionary: trappelen


Cross Translation:
FromToVia
trappelen stampfen piaffer — (manège) cheval qui, marcher, lève les jambes de devant fort haut et les abaisser frapper le sol sans presque avancer.