Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. uitwegen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitwegen (Nederlands) in het Duits

uitwegen:

uitwegen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de uitwegen (uitgangen)
    der Ausgänge; der Ausstiege

uitwegen werkwoord

  1. uitwegen (afwegen)
    abwegen; auswegen

Vertaal Matrix voor uitwegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausgänge uitgangen; uitwegen
Ausstiege uitgangen; uitwegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abwegen afwegen; uitwegen
auswegen afwegen; uitwegen