Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. vastgoed:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vastgoed (Nederlands) in het Duits

vastgoed:

vastgoed [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het vastgoed (onroerende goederen; onroerende zaken)
    die Immobilien; Gebäude; Haus; Grundstück; Landgut; der Hof; Gut; die Häuser; die Güter; die Höfe; der Landsitz; der Grundbesitz
    • Immobilien [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gebäude [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Haus [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Grundstück [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Landgut [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Hof [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gut [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Häuser [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Güter [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Höfe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Landsitz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Grundbesitz [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. het vastgoed (onroerend goed)
    der Grundbesitz; unbewegliche Güter

Vertaal Matrix voor vastgoed:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Gebäude onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed bouwterrein; bouwwerk; gebied; gebouw; huis; kavel; pand; perceel; terrein
Grundbesitz onroerend goed; onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed grondbezit; grondeigendom; landbezit; landeigendom
Grundstück onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed bouwterrein; bouwwerk; erf; gebied; gebouw; grondgebied; kavel; pand; perceel; terrein; territorium
Gut onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed boerenerf; erf; grondgebied; heem; hof; terrein; territorium; vrachtgoed
Güter onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed bezittingen; dingen; eigendommen; goederen; goedje; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; spullen; verbruiksgoederen; waar; waren; zaakjes; zaken
Haus onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed blok; bouwterrein; bouwwerk; complex; gebied; gebouw; honk; huis; kavel; pand; perceel; speelgoedblok; terrein
Hof onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed binnenplaats; boerenerf; cour; erf; heem; hof
Häuser onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed bouwterrein; bouwwerk; gebied; gebouw; huis; kavel; pand; perceel; terrein
Höfe onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed boerenerf; erf; heem; hof
Immobilien onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed
Landgut onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed buitengoed; landgoed
Landsitz onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed buitengoed; landgoed
unbewegliche Güter onroerend goed; vastgoed

Wiktionary: vastgoed


Cross Translation:
FromToVia
vastgoed Immobilie real estate — property that cannot easily be moved