Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vereenvoudigd (Nederlands) in het Duits

vereenvoudigd:

vereenvoudigd bijvoeglijk naamwoord

  1. vereenvoudigd (versoberd)
    eigeschränkt; sparsahm lebend; kürzertretend

Vertaal Matrix voor vereenvoudigd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eigeschränkt vereenvoudigd; versoberd
kürzertretend vereenvoudigd; versoberd
sparsahm lebend vereenvoudigd; versoberd

vereenvoudigen:

vereenvoudigen werkwoord (vereenvoudig, vereenvoudigt, vereenvoudigde, vereenvoudigden, vereenvoudigd)

  1. vereenvoudigen (vergemakkelijken; simplificeren; bemakkelijken; versoberen)
    vereinfachen; simplifizieren
    • vereinfachen werkwoord (vereinfache, vereinfachst, vereinfacht, vereinfachte, vereinfachtet, vereinfacht)
    • simplifizieren werkwoord (simplifiziere, simplifizierst, simplifiziert, simplifizierte, simplifiziertet, simplifiziert)

Conjugations for vereenvoudigen:

o.t.t.
  1. vereenvoudig
  2. vereenvoudigt
  3. vereenvoudigt
  4. vereenvoudigen
  5. vereenvoudigen
  6. vereenvoudigen
o.v.t.
  1. vereenvoudigde
  2. vereenvoudigde
  3. vereenvoudigde
  4. vereenvoudigden
  5. vereenvoudigden
  6. vereenvoudigden
v.t.t.
  1. heb vereenvoudigd
  2. hebt vereenvoudigd
  3. heeft vereenvoudigd
  4. hebben vereenvoudigd
  5. hebben vereenvoudigd
  6. hebben vereenvoudigd
v.v.t.
  1. had vereenvoudigd
  2. had vereenvoudigd
  3. had vereenvoudigd
  4. hadden vereenvoudigd
  5. hadden vereenvoudigd
  6. hadden vereenvoudigd
o.t.t.t.
  1. zal vereenvoudigen
  2. zult vereenvoudigen
  3. zal vereenvoudigen
  4. zullen vereenvoudigen
  5. zullen vereenvoudigen
  6. zullen vereenvoudigen
o.v.t.t.
  1. zou vereenvoudigen
  2. zou vereenvoudigen
  3. zou vereenvoudigen
  4. zouden vereenvoudigen
  5. zouden vereenvoudigen
  6. zouden vereenvoudigen
diversen
  1. vereenvoudig!
  2. vereenvoudigt!
  3. vereenvoudigd
  4. vereenvoudigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vereenvoudigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
simplifizieren bemakkelijken; simplificeren; vereenvoudigen; vergemakkelijken; versoberen
vereinfachen bemakkelijken; simplificeren; vereenvoudigen; vergemakkelijken; versoberen

Wiktionary: vereenvoudigen