Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verkeerd (Nederlands) in het Duits

verkeerd:

verkeerd bijvoeglijk naamwoord

  1. verkeerd (onjuist; foutief; ten onrechte; )
    falsch; verkehrt; unrichtig; fehlerhaft; verschmitzt
  2. verkeerd (onkies; ongepast; onvertogen)
    verkehrt; falsch; schief; unpassend; unrichtig; unmoralisch; schamlos; ungehörig; grob; fehlerhaft; fälschlich; unschicklich; roh; unanständig; fälschlicherweise; indiskret; respektlos; ungezogen; derb; unangebracht; unrecht; lasterhaft; unsittlich; ungebührlich; frivol; unzart; unehrenhaft; ungeziemend
  3. verkeerd (abusievelijk; ten onrechte)
    fälschlich; fälschlicherweise
  4. verkeerd (averechts)
    verkehrt

Vertaal Matrix voor verkeerd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- fout
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fehlerhaft ernaast; fout; foutief; mis; ongepast; onjuist; onkies; onvertogen; onwaar; ten onrechte; verkeerd mislukt; niet echt; vals; vicieus
- onjuist
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
derb ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd aanmatigend; banaal; bot; dorps; duidelijk; ferm; fiks; flagrant; flink; fors; grof; grofgebouwd; laag-bij-de-grond; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; ongelikt; onopgevoed; overduidelijk; plat; platvloers; potig; respectloos; robuust; ruw; schunnig; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; triviaal; vunzig; zo klaar als een klontje; zonneklaar
falsch ernaast; fout; foutief; mis; ongepast; onjuist; onkies; onvertogen; onwaar; ten onrechte; verkeerd abuis; achterbaks; arglistig; banaal; bedriegelijk; doortrapt; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; grof; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; link; listig; lomp; met slechte intentie; nagemaakt; niet echt; niet hoog; onecht; onedel; onwaar; plat; platvloers; schunnig; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; ten onrechte; triviaal; tweetongig; uitgekookt; vals; valselijk; vunzig
frivol ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd amoreel; frivool; hups; immoreel; lichtzinnig; losbandig; obsceen; oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig; pikant; scabreus; schaamteloos; schuin; vies; vunzig; wuft; zedeloos; zinnenprikkelend
fälschlich abusievelijk; ongepast; onkies; onvertogen; ten onrechte; verkeerd
fälschlicherweise abusievelijk; ongepast; onkies; onvertogen; ten onrechte; verkeerd ten onrechte; vals; valselijk
grob ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd aanmatigend; afgedempt; banaal; barbaars; beestachtig; bot; brutaal; bruut; dierlijk; dorps; gedempt; godgeklaagd; grof; grofgebouwd; hard; hardhandig; heftig; hemeltergend; honds; hondsbrutaal; inhumaan; krukkig; laag-bij-de-grond; log; lomp; meedogenloos; monsterlijk; niet helder; onbeheerst; onbeholpen; onbehouwen; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; onduidelijk; ongegeneerd; onhandig; onhebbelijk; onheus; onmenselijk; onopgevoed; onsierlijk van gedaante; onstuimig; onvriendelijk; onzacht; plat; platvloers; plomp; respectloos; ruw; schunnig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; ten hemel schreiend; triviaal; vaag; verregaand; vervaagd; vrijpostig; vunzig; weggezakt in het geheugen; wreed; zeer ergerlijk
indiskret ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; onbehoorlijk; onbeleefd; onbescheiden; onfatsoenlijk; ongehoord; ongemanierd; onpassend; onwelgevoegelijk; praatgraag; praatziek; spraakzaam
lasterhaft ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd amoreel; immoreel; obsceen; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos
respektlos ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; onbehoorlijk; oneerbiedig; onfatsoenlijk; ongehoord; onpassend; onwelgevoegelijk
roh ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd agressief; barbaars; beestachtig; bitter teleurgesteld; bruut; gewelddadig; hard; hardhandig; inhumaan; monsterlijk; onbewerkt; ongekookt; onmenselijk; onzacht; rauw; ruw; verbitterd; wreed
schamlos ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd amoreel; banaal; brutaal; gemeen; grof; hondsbrutaal; immoreel; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; obsceen; onbeleefd; onedel; ongemanierd; onzedelijk; onzedig; plat; platvloers; ploertig; schaamteloos; schandalig; schuin; schunnig; triviaal; verfoeilijk; vies; vrijpostig; vunzig; zedeloos
schief ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd aflopend; dwars; faliekant; finaal; flauw hellend; glooiend; hartstikke; helemaal; hellend; niet echt; scheef; schuin; schuin aflopend; steil; vals; vierkant; volstrekt
unangebracht ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd misplaatst; onbehoorlijk; onbetamelijk; onfatsoenlijk; ongehoord; ongepast; onwelvoegelijk
unanständig ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd amoreel; boers; brutaal; hondsbrutaal; hufterig; immoreel; lomp; obsceen; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; onbetamelijk; oneerbaar; onfatsoenlijk; ongehoord; ongemanierd; ongepast; onhoffelijk; onkies; ontaard; onwelgevoeglijk; onwelvoegelijk; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vrijpostig; vunzig; zedeloos
unehrenhaft ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd amoreel; immoreel; obsceen; oneerbaar; oneervol; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos
ungebührlich ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd
ungehörig ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd brutaal; hondsbrutaal; onbehoorlijk; onbeleefd; onbetamelijk; onfatsoenlijk; ongehoord; ongemanierd; ongepast; onpassend; onwelgevoegelijk; onwelvoegelijk; vrijpostig
ungeziemend ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd onbehoorlijk; onbetamelijk; onfatsoenlijk; ongehoord; ongepast; onwelvoegelijk
ungezogen ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd boers; brutaal; hondsbrutaal; hufterig; lomp; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; onbetamelijk; onfatsoenlijk; ongehoord; ongemanierd; ongepast; onhoffelijk; onpassend; onwelgevoegelijk; onwelvoegelijk; vrijpostig
unmoralisch ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd amoreel; immoreel; obsceen; oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos
unpassend ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd boers; brutaal; gebrekkig; hondsbrutaal; hufterig; lastig; lomp; niet schikkend; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; ondeugdelijk; ongemanierd; onhoffelijk; storend; vrijpostig
unrecht ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd lastig; niet echt; niet schikkend; storend; vals
unrichtig ernaast; fout; foutief; mis; ongepast; onjuist; onkies; onvertogen; onwaar; ten onrechte; verkeerd niet echt; vals
unschicklich ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd amoreel; brutaal; hondsbrutaal; immoreel; onkies; onwelgevoeglijk; onwelvoeglijk; onzedelijk; onzedig; vrijpostig; zedeloos
unsittlich ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd amoreel; immoreel; obsceen; oneerbaar; ontaard; onzedelijk; onzedig; schuin; vies; vunzig; zedeloos
unzart ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd agressief; gewelddadig; hard; hardhandig; onzacht; ruw
verkehrt averechts; ernaast; fout; foutief; mis; ongepast; onjuist; onkies; onvertogen; onwaar; ten onrechte; verkeerd binnenstebuiten; faliekant; finaal; hartstikke; helemaal; omgekeerd; vierkant; volstrekt
verschmitzt ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd adrem; arglistig; bengelachtig; bijdehand; doortrapt; elegant; fijntjes; fijnzinnig; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gracieus; guitig; kwajongensachtig; leep; link; listig; ondeugend; raak; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; sierlijk; slinks; sluw; snaaks; snedig; spotachtig; verfijnd

Verwante woorden van "verkeerd":

  • verkeerdheid

Synoniemen voor "verkeerd":


Antoniemen van "verkeerd":


Verwante definities voor "verkeerd":

  1. zoals het niet moet1
    • je pakt het verkeerd aan1

Wiktionary: verkeerd

verkeerd
adjective
  1. unrichtig (durch Irrtum oder Unwissenheit), tatsächlich anders
  2. so, dass es nicht ernsthaft in Betracht gezogen werden kann

Cross Translation:
FromToVia
verkeerd schlecht bad — seemingly non-appropriate, in manners
verkeerd falsch; verkehrt wrong — incorrect
verkeerd schlecht; unrecht; ungerecht; unfair wrong — immoral
verkeerd falsch; irrig; irrtümlich; versehentlich; fehlerhaft; Fehl- abusif — Où il y a abus, qui est contraire à l’ordre, aux règles, aux lois.
verkeerd verderbtheit; böse; schlecht; übel; schlimm mauvaisdéfavorable ; qui cause une impression défavorable.

verkeerd vorm van verkeren:

verkeren werkwoord (verkeer, verkeert, verkeerde, verkeerden, verkeerd)

  1. verkeren (ergens verkeren)
  2. verkeren (omgaan met)
    verkehren; umsatteln; umändern; variieren
    • verkehren werkwoord (verkehre, verkehrst, verkehrt, verkehrte, verkehrtet, verkehrt)
    • umsatteln werkwoord (sattele um, sattelst um, sattelt um, sattelte um, satteltet um, umgesattelt)
    • umändern werkwoord
    • variieren werkwoord (variiere, variierst, variiert, variierte, variiertet, variiert)

Conjugations for verkeren:

o.t.t.
  1. verkeer
  2. verkeert
  3. verkeert
  4. verkeren
  5. verkeren
  6. verkeren
o.v.t.
  1. verkeerde
  2. verkeerde
  3. verkeerde
  4. verkeerden
  5. verkeerden
  6. verkeerden
v.t.t.
  1. heb verkeerd
  2. hebt verkeerd
  3. heeft verkeerd
  4. hebben verkeerd
  5. hebben verkeerd
  6. hebben verkeerd
v.v.t.
  1. had verkeerd
  2. had verkeerd
  3. had verkeerd
  4. hadden verkeerd
  5. hadden verkeerd
  6. hadden verkeerd
o.t.t.t.
  1. zal verkeren
  2. zult verkeren
  3. zal verkeren
  4. zullen verkeren
  5. zullen verkeren
  6. zullen verkeren
o.v.t.t.
  1. zou verkeren
  2. zou verkeren
  3. zou verkeren
  4. zouden verkeren
  5. zouden verkeren
  6. zouden verkeren
diversen
  1. verkeer!
  2. verkeert!
  3. verkeerd
  4. verkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verkeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
irgendwo verkehren ergens verkeren; verkeren
umsatteln omgaan met; verkeren
umändern omgaan met; verkeren inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wijzigen; wisselen
variieren omgaan met; verkeren afwisselen; herzien; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; verwisselen; wijzigen; wisselen
verkehren omgaan met; verkeren ergens zijn; iets omdraaien; kopie trekken; kopiëren; omgaan; omgang hebben met; omhoogkomen; omkeren; opstijgen; optrekken; opvliegen; zich ophouden

Verwante definities voor "verkeren":

  1. daarin zijn1
    • zij verkeert in levensgevaar1
  2. er regelmatig komen1
    • hij verkeert in bepaalde kringen1


Verwante vertalingen van verkeerd