Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. verluchten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verluchten (Nederlands) in het Duits

verluchten:

verluchten werkwoord (verlucht, verluchtte, verluchtten, verlucht)

  1. verluchten (opsieren; verfraaien; opsmukken; )
    schmücken; ausstaffieren; aufmachen; dekorieren; schminken; verzieren; aufpolieren; aufputzen; herausputzen; feinmachen
    • schmücken werkwoord (schmücke, schmückst, schmückt, schmückte, schmücktet, geschmückt)
    • ausstaffieren werkwoord (staffiere aus, staffierst aus, staffiert aus, staffierte aus, staffiertet aus, ausstaffiert)
    • aufmachen werkwoord (mache auf, machst auf, macht auf, machte auf, machtet auf, aufgemacht)
    • dekorieren werkwoord (dekoriere, dekorierst, dekoriert, dekorierte, dekoriertet, dekoriert)
    • schminken werkwoord (schminke, schminkst, schminkt, schminkte, schminktet, geschminkt)
    • verzieren werkwoord (verziere, verzierst, verziert, verzierte, verziertet, verziert)
    • aufpolieren werkwoord (poliere auf, polierst auf, poliert auf, polierte auf, poliertet auf, aufpoliert)
    • aufputzen werkwoord (putze auf, putzt auf, putzte auf, putztet auf, aufgeputzt)
    • herausputzen werkwoord (putze heraus, putzt heraus, putzte heraus, putztet heraus, herausgeputzt)
    • feinmachen werkwoord (mache fein, machst fein, macht fein, machte fein, machtet fein, feingemacht)

Conjugations for verluchten:

o.t.t.
  1. verlucht
  2. verlucht
  3. verlucht
  4. verluchten
  5. verluchten
  6. verluchten
o.v.t.
  1. verluchtte
  2. verluchtte
  3. verluchtte
  4. verluchtten
  5. verluchtten
  6. verluchtten
v.t.t.
  1. heb verlucht
  2. hebt verlucht
  3. heeft verlucht
  4. hebben verlucht
  5. hebben verlucht
  6. hebben verlucht
v.v.t.
  1. had verlucht
  2. had verlucht
  3. had verlucht
  4. hadden verlucht
  5. hadden verlucht
  6. hadden verlucht
o.t.t.t.
  1. zal verluchten
  2. zult verluchten
  3. zal verluchten
  4. zullen verluchten
  5. zullen verluchten
  6. zullen verluchten
o.v.t.t.
  1. zou verluchten
  2. zou verluchten
  3. zou verluchten
  4. zouden verluchten
  5. zouden verluchten
  6. zouden verluchten
diversen
  1. verlucht!
  2. verlucht!
  3. verlucht
  4. verluchtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verluchten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufmachen opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken aanstalten maken; afbreken; afwerken; beëindigen; consumeren; detacheren; forceren; garneren; gebruiken; losknopen; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontbinden; ontgrendelen; ontknopen; ontsluiten; opendoen; opendraaien; openen; openmaken; opheffen; opmaken; opsmukken; scheiden; schotels garneren; stukmaken; tornen; uithalen; uittrekken; verbreken; verbrijzelen; verbruiken; versieren
aufpolieren opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken aandrijven; aansporen; gladmaken; gladwrijven; opblinken; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; oppoetsen; opvijzelen; opwekken; opwrijven; poetsen; polijsten; prikkelen; stimuleren; wrijven
aufputzen opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken opblinken; opdirken; opdoffen; oppoetsen; optooien; optutten; opwrijven; poetsen; uitdossen; wrijven; zich uitdossen; zich uitmonsteren
ausstaffieren opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
dekorieren opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken aankleden; afwerken; decoreren; een onderscheidingsteken geven; garneren; onderscheid maken; onderscheiden; opmaken; opsmukken; optooien; ridderen; schotels garneren; versieren; versieringen aanbrengen; zich uitdossen; zich uitmonsteren
feinmachen opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken afwerken; fijnmaken; garneren; opdirken; opdoffen; opmaken; opsmukken; optutten; platdrukken; schotels garneren; uitdossen; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren; versieren
herausputzen opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken gladmaken; gladwrijven; opdirken; opdoffen; optooien; optutten; uitdossen; zich uitdossen; zich uitmonsteren
schminken opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken grimeren; make-up aanbrengen; make-up opdoen; opmaken; opsmukken; optutten; schminken
schmücken opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken opluisteren; optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
verzieren opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken aankleden; afwerken; decoreren; garneren; opluisteren; opmaken; opsmukken; schotels garneren; versieren; versieringen aanbrengen

Wiktionary: verluchten

verluchten
Cross Translation:
FromToVia
verluchten illustrieren illustrerrendre illustre.