Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. vrijpleiten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vrijpleiten (Nederlands) in het Duits

vrijpleiten:

vrijpleiten werkwoord (pleit vrij, pleitte vrij, pleitten vrij, vrijgepleit)

  1. vrijpleiten (vrijspraak bepleiten)
  2. vrijpleiten (onschuldig verklaren; vrijspreken; dechargeren; zuiveren)
    freisprechen; freiplädieren
    • freisprechen werkwoord (spreche frei, sprichst frei, spricht frei, sprach frei, spracht frei, freigesprochen)
    • freiplädieren werkwoord (plädiere frei, plädierst frei, plädiert frei, plädierte frei, plädiertet frei, freiplädiert)

Conjugations for vrijpleiten:

o.t.t.
  1. pleit vrij
  2. pleit vrij
  3. pleit vrij
  4. pleiten vrij
  5. pleiten vrij
  6. pleiten vrij
o.v.t.
  1. pleitte vrij
  2. pleitte vrij
  3. pleitte vrij
  4. pleitten vrij
  5. pleitten vrij
  6. pleitten vrij
v.t.t.
  1. heb vrijgepleit
  2. hebt vrijgepleit
  3. heeft vrijgepleit
  4. hebben vrijgepleit
  5. hebben vrijgepleit
  6. hebben vrijgepleit
v.v.t.
  1. had vrijgepleit
  2. had vrijgepleit
  3. had vrijgepleit
  4. hadden vrijgepleit
  5. hadden vrijgepleit
  6. hadden vrijgepleit
o.t.t.t.
  1. zal vrijpleiten
  2. zult vrijpleiten
  3. zal vrijpleiten
  4. zullen vrijpleiten
  5. zullen vrijpleiten
  6. zullen vrijpleiten
o.v.t.t.
  1. zou vrijpleiten
  2. zou vrijpleiten
  3. zou vrijpleiten
  4. zouden vrijpleiten
  5. zouden vrijpleiten
  6. zouden vrijpleiten
diversen
  1. pleit vrij!
  2. pleit vrij!
  3. vrijgepleit
  4. vrijpleitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vrijpleiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
freiplädieren dechargeren; onschuldig verklaren; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren onschuld betuigen
freisprach fragen vrijpleiten; vrijspraak bepleiten
freisprechen dechargeren; onschuldig verklaren; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren ontheffen; ontlasten; ontslaan van een verplichting; vrijstellen

Wiktionary: vrijpleiten

vrijpleiten
verb
  1. door pleiten vrijspraak verwerven voor iemand, door pleiten de onschuld aantonen van iemand, door pleiten verdedigen
  2. aantoonen of betoogen dat iemand aan iets niet schuldig is
  3. aantoonen of betoogen dat men niet aan iets schuldig is