Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zorg (Nederlands) in het Duits

zorg:

zorg [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de zorg (bezorgdheid; verontrusting; bekommernis; ongerustheid; kommer)
    die Besorgnis; die Besorgtheit
  2. de zorg (verpleging; verzorging)
    die Versorgung; die Sorge; die Pflege; die Betreuung; die Krankenpflege; die Fürsorge; die Einrichtung
  3. de zorg (beheer; toezicht; controle; )
    die Verwaltung; die Kontrolle; die Administration
  4. de zorg (verzorging)
    die Betreuung; die Sorge; die Versorgung

Vertaal Matrix voor zorg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Administration beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg
Besorgnis bekommernis; bezorgdheid; kommer; ongerustheid; verontrusting; zorg
Besorgtheit bekommernis; bezorgdheid; kommer; ongerustheid; verontrusting; zorg
Betreuung verpleging; verzorging; zorg
Einrichtung verpleging; verzorging; zorg aankleding; arrangement; decoratie; dolhuis; gekkenhuis; gesticht; indeling; inrichting; instantie; instelling; kenteken; krankzinnigengesticht; krankzinnigeninrichting; lichaam; merkteken; onderscheidingsteken; opstelling; ordening; organisatie; psychiatrische inrichting; rangschikking; schikking; versiering
Fürsorge verpleging; verzorging; zorg abw; assistentie; bijstand; bijstandsregeling; bz; dienstbetoon; handreiking; hulp; hulpbetoon; hulpverlening; maatschappelijke hulpverlening; ondersteuning; rww; sociale bijstand; sociale zorg; steun; steunuitkering; werkloosheidsuitkering; werklozensteun; ww
Kontrolle beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg beheersing; besturing; bewaking; check up; controle; hoede; inspectie; kaartcontrole; keuring; surveillance; zelfbeheersing
Krankenpflege verpleging; verzorging; zorg verpleegkunde; verpleegkundige verzorging; verpleging
Pflege verpleging; verzorging; zorg verpleegkunde; verpleging
Sorge verpleging; verzorging; zorg beslommering; moeilijkheden; problemen; sores; voorzorg; zorgen
Versorgung verpleging; verzorging; zorg onderhoud; verschaffing; verzorging; voorziening
Verwaltung beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg Beheer; administratie; bestuur; koers; management; politiek; route

Verwante woorden van "zorg":


Verwante definities voor "zorg":

  1. angst dat het verkeerd af zal lopen1
    • hij had veel zorg over zijn drie kinderen1

Wiktionary: zorg

zorg
noun
  1. behoedzame overweging
  2. verpleging, voorzien in een behoefte

Cross Translation:
FromToVia
zorg Sorge care — close attention, concern or responsibility
zorg Betroffenheit concern — that which affects one's welfare or happiness
zorg Unruhe inquiétudeétat de celui qui est inquiet, qui n’a pas le repos moral.
zorg Besorgnis; Sorge soin — attention

zorgen:

zorgen werkwoord (zorg, zorgt, zorgde, zorgden, gezorgd)

  1. zorgen (zorg dragen)
    sich kümmern; sorgen für; sorgen; verlassen; bewirken
    • sich kümmern werkwoord
    • sorgen für werkwoord
    • sorgen werkwoord (sorge, sorgst, sorgt, sorgte, sorgtet, gesorgt)
    • verlassen werkwoord (verlasse, verläßt, verließ, verließt, verlassen)
    • bewirken werkwoord (bewirke, bewirkst, bewirkt, bewirkte, bewirktet, bewirkt)
  2. zorgen (leiden tot iets)
    sorgen; zu etwas führen; versorgen
    • sorgen werkwoord (sorge, sorgst, sorgt, sorgte, sorgtet, gesorgt)
    • zu etwas führen werkwoord
    • versorgen werkwoord (versorge, versorgst, versorgt, versorgte, versorgtet, versorgt)

Conjugations for zorgen:

o.t.t.
  1. zorg
  2. zorgt
  3. zorgt
  4. zorgen
  5. zorgen
  6. zorgen
o.v.t.
  1. zorgde
  2. zorgde
  3. zorgde
  4. zorgden
  5. zorgden
  6. zorgden
v.t.t.
  1. heb gezorgd
  2. hebt gezorgd
  3. heeft gezorgd
  4. hebben gezorgd
  5. hebben gezorgd
  6. hebben gezorgd
v.v.t.
  1. had gezorgd
  2. had gezorgd
  3. had gezorgd
  4. hadden gezorgd
  5. hadden gezorgd
  6. hadden gezorgd
o.t.t.t.
  1. zal zorgen
  2. zult zorgen
  3. zal zorgen
  4. zullen zorgen
  5. zullen zorgen
  6. zullen zorgen
o.v.t.t.
  1. zou zorgen
  2. zou zorgen
  3. zou zorgen
  4. zouden zorgen
  5. zouden zorgen
  6. zouden zorgen
diversen
  1. zorg!
  2. zorgt!
  3. gezorgd
  4. zorgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zorgen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zorgen (sores; problemen; moeilijkheden)
    die Schwierigkeit; die Sorge; der Schlamassel; die Not; Elend
    • Schwierigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Sorge [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schlamassel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Not [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Elend [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zorgen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Elend moeilijkheden; problemen; sores; zorgen armoede; barheid; behoeftigheid; ellende; gebrek; malheur; moeilijkheden; moeilijkheid; narigheid; nood; noodlottigheid; noodtoestand; noodwendigheid; ongeluk; onheil; onspoed; pech; penarie; probleem; ramp; rampspoed; rampzaligheid; rottigheid; tegenslag; tegenspoed; terugslag
Not moeilijkheden; problemen; sores; zorgen armoede; behoeftigheid; ellende; gebrek; kommer; kwel; malheur; misère; moeilijkheden; nood; noodtoestand; noodwendigheid; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag
Schlamassel moeilijkheden; problemen; sores; zorgen ellende; gelazer; kommer; kwel; misère; narigheid; rottigheid; trammelant
Schwierigkeit moeilijkheden; problemen; sores; zorgen complicatie; gelazer; ingewikkeldheid; moeilijkheid; moeizaamheid; narigheid; netelige zaak; ongemak; ongerief; penarie; probleem; starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid; trammelant
Sorge moeilijkheden; problemen; sores; zorgen beslommering; verpleging; verzorging; voorzorg; zorg
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewirken zorg dragen; zorgen aandoen; bedingen; berokkenen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; veroorzaken; voor elkaar krijgen
sich kümmern zorg dragen; zorgen
sorgen leiden tot iets; zorg dragen; zorgen beangstigen; bekommeren; benauwen; bezorgd zijn; verzorgen; zich zorgen maken; zorgen voor; zorgen voor iets
sorgen für zorg dragen; zorgen
verlassen zorg dragen; zorgen gaan; heengaan; in de steek laten; opbreken; opstappen; verlaten; vertrekken; weggaan
versorgen leiden tot iets; zorgen behandelen; bekommeren; door zorgen bederven; financieel steunen; onderhouden; verplegen; verzorgen; zich zorgen maken; zorgen voor; zorgen voor iemand; zorgen voor iets
zu etwas führen leiden tot iets; zorgen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlassen uitgestorven; vereenzaamd

Verwante woorden van "zorgen":


Verwante definities voor "zorgen":

  1. het laten gebeuren1
    • zorg dat je op tijd komt1
  2. moeite doen om iets of iemand in een goede toestand te brengen of te houden1
    • Sandra zorgt voor het konijn1

Wiktionary: zorgen

zorgen
verb
  1. zorg dragen
zorgen
verb
  1. (reflexiv) um etwas/jemanden, wegen etwas/jemandem: sich ernsthaft Gedanken machen zu etwas/jemandem
  2. (transitiv) sich um das Wohl von jemandem oder etwas bemühen
  3. (transitiv) jemandem oder einer Sache Nötiges zuführen

Cross Translation:
FromToVia
zorgen sorgen; kümmern care — to be concerned about
zorgen besorgt; sich Sorgen machen worry — be troubled
zorgen versorgen; behandeln; heilen; kurieren; pflegen; warten soigneravoir soin de quelqu’un ou de quelque chose.

Verwante vertalingen van zorg