Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. aan hebben:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanhebben (Nederlands) in het Engels

aan hebben:

aan hebben werkwoord (heb aan, habt aan, heeft aan, had aan, hadden aan, aan gehad)

  1. aan hebben (dragen)
    to wear; to have on
    • wear werkwoord (wears, wore, wearing)
    • have on werkwoord (has on, had on, having on)

Conjugations for aan hebben:

o.t.t.
  1. heb aan
  2. habt aan
  3. heeft aan
  4. hebben aan
  5. hebben aan
  6. hebben aan
o.v.t.
  1. had aan
  2. had aan
  3. had aan
  4. hadden aan
  5. hadden aan
  6. hadden aan
v.t.t.
  1. heb aan gehad
  2. hebt aan gehad
  3. heeft aan gehad
  4. hebben aan gehad
  5. hebben aan gehad
  6. hebben aan gehad
v.v.t.
  1. had aan gehad
  2. had aan gehad
  3. had aan gehad
  4. hadden aan gehad
  5. hadden aan gehad
  6. hadden aan gehad
o.t.t.t.
  1. zal aan hebben
  2. zult aan hebben
  3. zal aan hebben
  4. zullen aan hebben
  5. zullen aan hebben
  6. zullen aan hebben
o.v.t.t.
  1. zou aan hebben
  2. zou aan hebben
  3. zou aan hebben
  4. zouden aan hebben
  5. zouden aan hebben
  6. zouden aan hebben
diversen
  1. heb aan!
  2. aan gehad
  3. aan hebbende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aan hebben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wear dracht; uitdossing; verwachting; zwangerschap
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
have on aan hebben; dragen ophebben
wear aan hebben; dragen


Wiktionary: aanhebben

aanhebben
verb
  1. (inergatief) een kledingstuk of sierraad dragen
aanhebben
verb
  1. to have on (clothes)