Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. aanjagen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanjagen (Nederlands) in het Engels

aanjagen:

aanjagen werkwoord (jaag aan, jaagt aan, joeg aan, joegen aan, aangejaagd)

  1. aanjagen (aansporen; opjutten; porren)
    to encourage; to boost; to push on
    • encourage werkwoord (encourages, encouraged, encouraging)
    • boost werkwoord (boosts, boosted, boosting)
    • push on werkwoord (pushes on, pushed on, pushing on)

Conjugations for aanjagen:

o.t.t.
  1. jaag aan
  2. jaagt aan
  3. jaagt aan
  4. jagen aan
  5. jagen aan
  6. jagen aan
o.v.t.
  1. joeg aan
  2. joeg aan
  3. joeg aan
  4. joegen aan
  5. joegen aan
  6. joegen aan
v.t.t.
  1. heb aangejaagd
  2. hebt aangejaagd
  3. heeft aangejaagd
  4. hebben aangejaagd
  5. hebben aangejaagd
  6. hebben aangejaagd
v.v.t.
  1. had aangejaagd
  2. had aangejaagd
  3. had aangejaagd
  4. hadden aangejaagd
  5. hadden aangejaagd
  6. hadden aangejaagd
o.t.t.t.
  1. zal aanjagen
  2. zult aanjagen
  3. zal aanjagen
  4. zullen aanjagen
  5. zullen aanjagen
  6. zullen aanjagen
o.v.t.t.
  1. zou aanjagen
  2. zou aanjagen
  3. zou aanjagen
  4. zouden aanjagen
  5. zouden aanjagen
  6. zouden aanjagen
diversen
  1. jaag aan!
  2. jaagt aan!
  3. aangejaagd
  4. aanjagende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanjagen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanjagen (voortstuwen; aandrijven)
    the propelling; the pushing on; the turning up

Vertaal Matrix voor aanjagen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boost impuls; prikkel; stimulans
propelling aandrijven; aanjagen; voortstuwen
pushing on aandrijven; aanjagen; voortstuwen
turning up aandrijven; aanjagen; voortstuwen aanmoediging; aansporen; aansporing; opwekking; steun; stimulans
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boost aanjagen; aansporen; opjutten; porren opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen
encourage aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; motiveren; oppeppen; opwekken; prikkelen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
push on aanjagen; aansporen; opjutten; porren aanduwen; aanzwiepen; doorduwen; duwen; opdrijven; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; vooruitduwen; wegjagen

Wiktionary: aanjagen

aanjagen
verb
  1. traumatise, frighten

Verwante vertalingen van aanjagen