Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanspreekbaar (Nederlands) in het Engels

aanspreekbaar:

aanspreekbaar bijvoeglijk naamwoord

  1. aanspreekbaar (toegankelijk; toeschietelijk; benaderbaar; genaakbaar)
    approachable; responsive; obliging; pliable; complaisant; graciously; pliant; forward

Vertaal Matrix voor aanspreekbaar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
forward aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
forward doen toekomen; doorsturen; doorverbinden; doorzenden; iem. iets sturen; naar voren plaatsen; nasturen; opsturen; overmaken; posten; toezenden; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland; zenden
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
approachable aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk benaderbaar; genaakbaar; open; toegankelijk
complaisant aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk behulpzaam; beleefd; bereidwillig; beschaafd; gedienstig; gedwee; gemanierd; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend; voorkomend; wellevend; welopgevoed
obliging aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk behulpzaam; beleefd; bereidvaardig; bereidwillig; beschaafd; dienstbaar; dienstvaardig; dienstwillig; gedienstig; gedwee; gemanierd; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; tegemoetkomend; toegeeflijk; toegevend; toeschietelijk; verplichtend; voorkomend; vriendelijke; wellevend; welopgevoed; welwillend; willig
pliable aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk beleefd; beschaafd; buigbaar; flexibel; gedwee; gemanierd; gewillig; inschikkelijk; kneedbaar; meegaand; onderworpen; plooibaar; soepel; toegeeflijk; toegevend; volgzaam; voorkomend; vormbaar; vouwbaar; wellevend; welopgevoed
pliant aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk beleefd; beschaafd; buigzaam; flexibel; gemanierd; meegaand; soepel; voorkomend; wellevend; welopgevoed
responsive aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
graciously aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
forward aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk beleefd; beschaafd; geavanceerd; gemanierd; progressief; voorkomend; voort; vooruitstrevend; voorwaarts; wellevend; welopgevoed

Verwante woorden van "aanspreekbaar":

  • aanspreekbaarheid, aanspreekbare

Wiktionary: aanspreekbaar

aanspreekbaar
adjective
  1. toegankelijk, geneigd tot conversatie

Cross Translation:
FromToVia
aanspreekbaar receptive; moderate; reasonable; approachable; communicative; get-at-able; accessible abordable — rare|fr Qu’on peut aborder.