Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bemannen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bemannen (Nederlands) in het Engels

bemannen:

bemannen werkwoord (beman, bemant, bemande, bemanden, bemand)

  1. bemannen
    staff; crew; to man
    • staff werkwoord
    • crew werkwoord
    • man werkwoord (mans, manned, manning)

Conjugations for bemannen:

o.t.t.
  1. beman
  2. bemant
  3. bemant
  4. bemannen
  5. bemannen
  6. bemannen
o.v.t.
  1. bemande
  2. bemande
  3. bemande
  4. bemanden
  5. bemanden
  6. bemanden
v.t.t.
  1. heb bemand
  2. hebt bemand
  3. heeft bemand
  4. hebben bemand
  5. hebben bemand
  6. hebben bemand
v.v.t.
  1. had bemand
  2. had bemand
  3. had bemand
  4. hadden bemand
  5. hadden bemand
  6. hadden bemand
o.t.t.t.
  1. zal bemannen
  2. zult bemannen
  3. zal bemannen
  4. zullen bemannen
  5. zullen bemannen
  6. zullen bemannen
o.v.t.t.
  1. zou bemannen
  2. zou bemannen
  3. zou bemannen
  4. zouden bemannen
  5. zouden bemannen
  6. zouden bemannen
diversen
  1. beman!
  2. bemant!
  3. bemand
  4. bemannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bemannen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crew bemanning; legers; manschappen; personeel; scheepsvolk; staf; varend en vliegend personeel
man butler; damschijf; gast; goser; gozer; herenknecht; iemand; individu; kamerbediende; kamerdienaar; kerel; knakker; knul; man; manspersoon; mens; mensenkind; persoon; schijf; vent; wezen
staff bediening; besturing; employees; kader; leidinggevend personeel; personeel; staf; werknemers
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crew bemannen
man bemannen
staff bemannen

Wiktionary: bemannen

bemannen
verb
  1. to take up position in order to operate something
  2. to supply with staff or crew
  3. To supply workers or sailors for a crew