Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bezeten:
  2. bezitten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bezeten (Nederlands) in het Engels

bezeten:

bezeten bijvoeglijk naamwoord

  1. bezeten (fanatiek)
    fanatical; obsessed; fanatically

Vertaal Matrix voor bezeten:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fanatical bezeten; fanatiek dweepziek; dweperig
obsessed bezeten; fanatiek gedreven
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fanatically bezeten; fanatiek

Verwante woorden van "bezeten":


Wiktionary: bezeten

bezeten
adjective
  1. onder de invloed van een boze geest zijn
bezeten
adjective
  1. fast, frantic, harried, or frenzied

bezeten vorm van bezitten:

bezitten werkwoord (bezit, bezat, bezaten, bezeten)

  1. bezitten (in eigendom hebben; hebben; beschikken over)
    to have; to possess; to own
    • have werkwoord (has, had, having)
    • possess werkwoord (possesses, possessed, possessing)
    • own werkwoord (owns, owned, owning)

Conjugations for bezitten:

o.t.t.
  1. bezit
  2. bezit
  3. bezit
  4. bezitten
  5. bezitten
  6. bezitten
o.v.t.
  1. bezat
  2. bezat
  3. bezat
  4. bezaten
  5. bezaten
  6. bezaten
v.t.t.
  1. heb bezeten
  2. hebt bezeten
  3. heeft bezeten
  4. hebben bezeten
  5. hebben bezeten
  6. hebben bezeten
v.v.t.
  1. had bezeten
  2. had bezeten
  3. had bezeten
  4. hadden bezeten
  5. hadden bezeten
  6. hadden bezeten
o.t.t.t.
  1. zal bezitten
  2. zult bezitten
  3. zal bezitten
  4. zullen bezitten
  5. zullen bezitten
  6. zullen bezitten
o.v.t.t.
  1. zou bezitten
  2. zou bezitten
  3. zou bezitten
  4. zouden bezitten
  5. zouden bezitten
  6. zouden bezitten
diversen
  1. bezit!
  2. bezit!
  3. bezeten
  4. bezittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bezitten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
have beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben eigen; in eigendom hebben
own beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben eigen; in eigendom hebben
possess beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben eigen; in eigendom hebben
- hebben
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
own bloedeigen; eigen

Verwante woorden van "bezitten":


Synoniemen voor "bezitten":


Antoniemen van "bezitten":


Verwante definities voor "bezitten":

  1. dat het van iemand is1
    • wij bezitten een groot huis1

Wiktionary: bezitten

bezitten
verb
  1. iets in eigendom hebben
bezitten
verb
  1. have rightful possession of
  2. -

Cross Translation:
FromToVia
bezitten possess besitzen — (umgangssprachlich) etwas als Eigentum haben, über das man verfügen kann
bezitten own; possess posséder — À trier