Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. dateren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dateren (Nederlands) in het Engels

dateren:

dateren werkwoord (dateer, dateert, dateerde, dateerden, gedateerd)

  1. dateren (dagtekenen)
    to date
    • date werkwoord (dates, dated, dating)
  2. dateren (teruggrijpen; teruggaan)
    to revert to; to date back to; to stem from; to return; to go down; to go back to; to go back
    • revert to werkwoord (reverts to, reverted to, reverting to)
    • date back to werkwoord (dates back to, dated back to, dating back to)
    • stem from werkwoord (stems from, stemmed from, stemming from)
    • return werkwoord (returns, returned, returning)
    • go down werkwoord (goes down, went down, going down)
    • go back to werkwoord (goes back to, went back to, going back to)
    • go back werkwoord (goes back, went back, going back)

Conjugations for dateren:

o.t.t.
  1. dateer
  2. dateert
  3. dateert
  4. dateren
  5. dateren
  6. dateren
o.v.t.
  1. dateerde
  2. dateerde
  3. dateerde
  4. dateerden
  5. dateerden
  6. dateerden
v.t.t.
  1. heb gedateerd
  2. hebt gedateerd
  3. heeft gedateerd
  4. hebben gedateerd
  5. hebben gedateerd
  6. hebben gedateerd
v.v.t.
  1. had gedateerd
  2. had gedateerd
  3. had gedateerd
  4. hadden gedateerd
  5. hadden gedateerd
  6. hadden gedateerd
o.t.t.t.
  1. zal dateren
  2. zult dateren
  3. zal dateren
  4. zullen dateren
  5. zullen dateren
  6. zullen dateren
o.v.t.t.
  1. zou dateren
  2. zou dateren
  3. zou dateren
  4. zouden dateren
  5. zouden dateren
  6. zouden dateren
en verder
  1. is gedateerd
  2. zijn gedateerd
diversen
  1. dateer!
  2. dateert!
  3. gedateerd
  4. daterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dateren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
date afgesproken ontmoeting; afspraak; dadel; dagtekening; datum; jaartal; liaison; tijdstip
return baat; contraprestatie; gewin; oogst; opbrengst; product; profijt; rendement; rentabiliteit; retour; return; tegendienst; tegenprestatie; teruggave; terugkeer; terugkomst; terugreis; terugwedstrijd; thuiskomst; uitkomst; voortbrengsel; wederdienst; weergave; winst
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
date dagtekenen; dateren omgaan met; verkeren
date back to dateren; teruggaan; teruggrijpen
go back dateren; teruggaan; teruggrijpen keren; omkeren; teruggaan
go back to dateren; teruggaan; teruggrijpen
go down dateren; teruggaan; teruggrijpen afdalen; afnemen; inkrimpen; krimpen; landen; minder worden; naar beneden dalen; naar beneden gaan; naar beneden komen; naar beneden lopen; neerdalen; neergaan; neerkomen; omlaag gaan; omlaaggaan; omlaagkomen; ondergaan; slinken; verkleinen; verminderen
return dateren; teruggaan; teruggrijpen keren; omkeren; retourneren; terugbezorgen; terugbrengen; teruggaan; teruggeven; teruggooien; terugkeren; terugkomen; terugsturen; terugwerpen; terugzenden; wederkeren; weerkeren
revert to dateren; teruggaan; teruggrijpen
stem from dateren; teruggaan; teruggrijpen ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen uit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
return achteruit; achterwaarts; naar achter; naar achteren; rugwaarts; terug

Verwante definities voor "dateren":

  1. er een datum op zetten1
    • hij dateerde zijn verslag niet1
  2. uit een bepaalde tijd stammen1
    • dat boek dateert uit de vorige eeuw1

Wiktionary: dateren

dateren
verb
  1. de datum van ontstaan bepalen
dateren
verb
  1. to begin
  2. to determine the age of something

Cross Translation:
FromToVia
dateren date datermarquer la date de quelque chose.