Nederlands

Uitgebreide vertaling voor link (Nederlands) in het Engels

link:

link [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de link (onderling verband; verband; relatie; )
    the relative context; the connection; the link; the contact
  2. de link (verbinding; relatie; verband; )
    the association; the relation; the junction; the liaison; the connection; the bond; the relationship; the link
  3. de link (hyperlink)
    the link; the hyperlink
    – A connection between an element in a hypertext document, such as a word, phrase, symbol, or image, and a different element in the document, another document, a file, or a script. 1
    • link [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hyperlink [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. de link
    the symbolic link
    – A disk directory entry that takes the place of a directory entry for a file but is actually a reference to a file in a different directory. 1

link bijvoeglijk naamwoord

  1. link (listig; sluw; geraffineerd; )
    roguish; sly; cunning; slick
    • roguish bijvoeglijk naamwoord
    • sly bijvoeglijk naamwoord
    • cunning bijvoeglijk naamwoord
    • slick bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor link:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
association aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding aaneensluiting; akkoord; ambachtsgilde; associatie; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; club; coalitie; compagnonschap; deelgenootschap; dispuut; federatie; genootschap; gezelschap; gilde; koppeling; liga; orde; organisatie; pact; societiet; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; verbinding; verbond; verdrag; vereniging; verenigingsdispuut
bond aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding akkoord; band; bankpost; binding; bond; bondgenootschap; borg; borgtocht; cautie; federatie; garantie; gebondenheid; het gebonden zijn; liga; obligatie; obligatielening; onderpand; pact; pand; securiteit; unie; verbond; verdrag; waarborg; waarborging; waarborgsom; waardepapier
connection aansluiting; band; connectie; liaison; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband; verbinding aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; avontuurtje; band; connectie; contact; correlatie; eensgezindheid; koppeling; las; liaison; relatie; saamhorigheid; samenhang; samenvoeging; schakeling; slippertje; solidariteit; telefoonaansluiting; telefoonlijn; telefoonverbinding; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel; verband; verbinding; verbondenheid; verhouding; verwantschap
contact connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband aansluiting; connectie; contact; contactlens; contactpersoon; lens; omgaan met mensen; omgang; verbinding; voeling
cunning arglist; arglistigheid; doortraptheid; geraffineerdheid; geslepenheid; gewiekstheid; gladheid; leepheid; linkheid; listigheid; raffinement; sluwheid; snoodheid
hyperlink hyperlink; link
junction aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding aaneenkoppeling; aaneensluiting; affaire; avontuurtje; knooppunt; koppeling; kruising; kruispunt; liaison; punt waar lijnen elkaar kruisen; relatie; samenstroming; samenvloeiing; slippertje; verbinding; verhouding; verkeersknooppunt
liaison aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding aaneenkoppeling; aaneensluiting; affaire; avontuurtje; koppeling; liaison; relatie; slippertje; verbinding; verhouding
link aansluiting; band; connectie; hyperlink; liaison; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband; verbinding OLE/DDE-koppeling; band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn; koppeling; lijnverbinding; schakel; schalm
relation aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding context; proportie; relatie; tekstverband; verhouding; verwantschap
relationship aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding band; correlatie; liaison; liefdesavontuur; liefdesbetrekking; liefdesgeschiedenis; liefdesrelatie; relatie; romance; samenhang; verband; verbinding; verhouding; verkering; verwantschap
relative context connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband
symbolic link link
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
link aansluiten; bijeen voegen; combineren; koppelen; onderling verbinden; paren; samenkoppelen; samenvoegen; van verband voorzien; verbinden
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cunning arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw achterbaks; berekenend; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; obsceen; schuin; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vies; vunzig; zedeloos
roguish arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; guitig; loos; olijk; schurkachtig; vals; vrij; zonder taak
slick arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw gelikt; gladjanusachtig; picobello; piekfijn; tiptop
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sly arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw achterbaks; berekenend; bij de pinken; clever; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; goochem; kien; leep; listig; loos; pesterig; pienter; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snood; snugger; spitsvondig; stiekem; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vrij; zonder taak

Verwante woorden van "link":


Wiktionary: link

link
noun
  1. een betrekking of relatie
  2. een verwijzing
link
noun
  1. computing: hyperlink
  2. computing: connection between busses or systems
  3. element of a chain
  4. connection

Cross Translation:
FromToVia
link dangerous; harmful; hazardous; perilous; treacherous; unsafe dangereux — Qui met en danger (sens général)
link link lien — Langage informatique
link league ligueconfédération de plusieurs État, pour se défendre ou pour attaquer.
link perilous; hazardous; risky; unsafe; dangerous; harmful; treacherous périlleux — Qui est dangereux, où il y a du péril.
link fearful; formidable; dangerous; harmful; hazardous; perilous; treacherous; unsafe redoutable — Qui être à redouter.



Engels

Uitgebreide vertaling voor link (Engels) in het Nederlands

link:

link [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the link (connection; relative context; contact)
    de link; het verband; de relatie; de samenhang; de schakel; de connectie; onderling verband
  2. the link (connection; association; relation; )
    de verbinding; de relatie; de link; het verband; de samenhang; de liaison; de connectie; de aansluiting; de band
    • verbinding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • relatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • link [de ~] zelfstandig naamwoord
    • verband [het ~] zelfstandig naamwoord
    • samenhang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • liaison [de ~] zelfstandig naamwoord
    • connectie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aansluiting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • band [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the link
    de schakel; de schalm
    • schakel [de ~] zelfstandig naamwoord
    • schalm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the link
    de lijnverbinding
  5. the link (binding; band; bond; thickness)
    de band; de binding; het gebonden zijn; de gebondenheid
  6. the link (hyperlink)
    – A connection between an element in a hypertext document, such as a word, phrase, symbol, or image, and a different element in the document, another document, a file, or a script. 1
    de link; de hyperlink
    • link [de ~] zelfstandig naamwoord
    • hyperlink [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  7. the link (OLE/DDE link)
    – A connection between an OLE object and its OLE server, or between a dynamic data exchange (DDE) source document and a destination document. 1
    de koppeling; OLE/DDE-koppeling

to link werkwoord (links, linked, linking)

  1. to link (couple; connect; pander; attach; make a match)
    verbinden; koppelen; paren
    • verbinden werkwoord (verbind, verbindt, verbond, verbonden, verbonden)
    • koppelen werkwoord (koppel, koppelt, koppelde, koppelden, gekoppeld)
    • paren werkwoord (paar, paart, paarde, paarden, gepaard)
  2. to link (couple; connect; combine; unite)
    verbinden; koppelen; samenkoppelen
    • verbinden werkwoord (verbind, verbindt, verbond, verbonden, verbonden)
    • koppelen werkwoord (koppel, koppelt, koppelde, koppelden, gekoppeld)
    • samenkoppelen werkwoord (koppel samen, koppelt samen, koppelde samen, koppelden samen, samengekoppeld)
  3. to link (interlink; connect; bridge)
    verbinden; onderling verbinden; van verband voorzien
  4. to link (join together; merge; combine; )
    samenvoegen; combineren; bijeen voegen
    • samenvoegen werkwoord (voeg samen, voegt samen, voegde samen, voegden samen, samengevoegd)
    • combineren werkwoord (combineer, combineert, combineerde, combineerden, gecombineerd)
    • bijeen voegen werkwoord
  5. to link (connect; join; unite; link up)
    – be or become joined or united or linked 2
    aansluiten
    • aansluiten werkwoord (sluit aan, sloot aan, sloten aan, aangesloten)
  6. to link
    – To connect or associate items or data such as contacts, accounts, or worksheets. 1
    koppelen
    • koppelen werkwoord (koppel, koppelt, koppelde, koppelden, gekoppeld)
  7. to link
    – To establish a connection to data from another application so that users can view and edit the data in both the original application and in the destination application. 1
    koppelen
    • koppelen werkwoord (koppel, koppelt, koppelde, koppelden, gekoppeld)

Conjugations for link:

present
  1. link
  2. link
  3. links
  4. link
  5. link
  6. link
simple past
  1. linked
  2. linked
  3. linked
  4. linked
  5. linked
  6. linked
present perfect
  1. have linked
  2. have linked
  3. has linked
  4. have linked
  5. have linked
  6. have linked
past continuous
  1. was linking
  2. were linking
  3. was linking
  4. were linking
  5. were linking
  6. were linking
future
  1. shall link
  2. will link
  3. will link
  4. shall link
  5. will link
  6. will link
continuous present
  1. am linking
  2. are linking
  3. is linking
  4. are linking
  5. are linking
  6. are linking
subjunctive
  1. be linked
  2. be linked
  3. be linked
  4. be linked
  5. be linked
  6. be linked
diverse
  1. link!
  2. let's link!
  3. linked
  4. linking
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor link:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansluiting association; bond; connection; junction; liaison; link; relation; relationship connection; contact; junctions; line; linkage; linking; telephone connection; telephonic connection
band association; band; binding; bond; connection; junction; liaison; link; relation; relationship; thickness adhesive tape; agreement; alliance; association; bond; book; connection; league; pact; relationship; strip; union; volume
bijeen voegen joining together; uniting
binding band; binding; bond; link; thickness agreement; alliance; association; binding; bond; league; pact; union
connectie association; bond; connection; contact; junction; liaison; link; relation; relationship; relative context connection; contact; junctions; line; linkage; linking; telephone connection
gebondenheid band; binding; bond; link; thickness bond
het gebonden zijn band; binding; bond; link; thickness
hyperlink hyperlink; link
koppelen attaching; coupling; docking; linking; making a match; pandering; procuring
koppeling OLE/DDE link; link association; attaching; combination; connection; coupling; docking; junction; liaison; linking; linking together; making a match; pandering; procuring; union
liaison association; bond; connection; junction; liaison; link; relation; relationship affair; amorous adventure; appointment; combination; connection; courtship; date; junction; liaison; linking; love affair; relationship; romance; romanticism; union; wooing
lijnverbinding link
link association; bond; connection; contact; hyperlink; junction; liaison; link; relation; relationship; relative context symbolic link
onderling verband connection; contact; link; relative context
relatie association; bond; connection; contact; junction; liaison; link; relation; relationship; relative context affair; alliance; amorous adventure; combination; connection; courtship; junction; liaison; linking; love affair; relation; relationship; romance; romanticism; union; wooing
samenhang association; bond; connection; contact; junction; liaison; link; relation; relationship; relative context connection; relationship
schakel connection; contact; link; relative context
schalm link
verband association; bond; connection; contact; junction; liaison; link; relation; relationship; relative context bandage; connection; ligature; relationship; sterilized gauze; swathe
verbinden joining; linking
verbinding association; bond; connection; junction; liaison; link; relation; relationship Junction; association; combination; connection; contact; joining together; junction; junctions; liaison; line; linkage; linking; linking together; relationship; telephone connection; union
- connectedness; connection; connexion; contact; data link; inter-group communication; liaison; linkup; nexus; radio link; tie; tie-in
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansluiten connect; join; link; link up; unite add; hook up; include; join; join up; unite
bijeen voegen bridge; combine; connect; join together; link; merge; unite
combineren bridge; combine; connect; join together; link; merge; unite combine; join; unite
koppelen attach; combine; connect; couple; link; make a match; pander; unite associate; attach; combine; connect; dock; join; linking; mount; pair; plumb
onderling verbinden bridge; connect; interlink; link
paren attach; connect; couple; link; make a match; pander couple; fuck; have sexual intercourse; make love
samenkoppelen combine; connect; couple; link; unite
samenvoegen bridge; combine; connect; join together; link; merge; unite attach; coalesce; combine; connect; join
van verband voorzien bridge; connect; interlink; link
verbinden attach; bridge; combine; connect; couple; interlink; link; make a match; pander; unite attach; bind; bind together; combine; connect; fasten; join; knot; secure; tie; tie together; tie up
- associate; colligate; connect; link up; relate; tie; tie in; yoke
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
link cunning; roguish; slick; sly
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
OLE/DDE-koppeling OLE/DDE link; link
band band
koppelen device pairing; linking; pairing
samenvoegen merge
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- pitch torch

Verwante woorden van "link":


Synoniemen voor "link":


Antoniemen van "link":


Verwante definities voor "link":

  1. a fastener that serves to join or connect2
    • the walls are held together with metal links placed in the wet mortar during construction2
  2. an interconnecting circuit between two or more locations for the purpose of transmitting and receiving data2
  3. a two-way radio communication system (usually microwave); part of a more extensive telecommunication network2
  4. a channel for communication between groups2
  5. (computing) an instruction that connects one part of a program or an element on a list to another program or list2
  6. a unit of length equal to 1/100 of a chain2
  7. the means of connection between things linked in series2
  8. a connecting shape2
  9. the state of being connected2
  10. make a logical or causal connection2
  11. connect, fasten, or put together two or more pieces2
  12. link with or as with a yoke2
  13. be or become joined or united or linked2
    • The travelers linked up again at the airport2
  14. A connection between an element in a hypertext document, such as a word, phrase, symbol, or image, and a different element in the document, another document, a file, or a script.1
  15. A connection between an OLE object and its OLE server, or between a dynamic data exchange (DDE) source document and a destination document.1
  16. To connect or associate items or data such as contacts, accounts, or worksheets.1
  17. To establish a connection to data from another application so that users can view and edit the data in both the original application and in the destination application.1

Wiktionary: link

link
noun
  1. torch
  2. computing: hyperlink
  3. computing: connection between busses or systems
  4. element of a chain
  5. connection
verb
  1. connect things
link
noun
  1. een woord of ander voorwerp dat aanklikbaar is op een webpagina waardoor er naar een andere pagina genavigeerd word
  2. een verbindingsstuk
  3. een betrekking of relatie
  4. een verwijzing

Cross Translation:
FromToVia
link schakel Bindeglied — Vorrichtung oder Person, die eine Verbindung zwischen unterschiedlichen Einheiten (Geräten, Bauteilen, Aggregaten, Personen, Gruppen) herstellt oder darstellt
link geleding Glied — ein verbundenes Teil oder Stück - allgemein: Teil eines Ganzen
link link lien — Langage informatique
link aanknopen; aanbinden; meren; onderbinden; tuigeren; vastbinden; vastleggen lierserrer avec une corde ou avec toute autre chose flexible.
link schakel maillonpetite maille.
link knopen; aanknopen; aansluiten; binden; vastbinden; vastmaken; verbinden nouerlier au moyen d’un nœud, d'un lien.
link aansluiten; binden; vastbinden; vastmaken; verbinden; bijeenbinden; samenbinden; inbinden relierlier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire.

Verwante vertalingen van link