Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. pingelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pingelen (Nederlands) in het Engels

pingelen:

pingelen werkwoord (pingel, pingelt, pingelde, pingelden, gepingeld)

  1. pingelen (marchanderen; onderhandelen; afdingen; sjacheren; afpingelen)
    to negotiate; negociate
    – discuss the terms of an arrangement 1
    • negotiate werkwoord (negotiates, negotiated, negotiating)
      • They negotiated the sale of the house1
    • negociate werkwoord
    to bargain; to haggle
    • bargain werkwoord (bargains, bargained, bargaining)
    • haggle werkwoord (haggles, haggled, haggling)
    to mediate
    – act between parties with a view to reconciling differences 1
    • mediate werkwoord (mediates, mediated, mediating)
      • He mediated a settlement1

Conjugations for pingelen:

o.t.t.
  1. pingel
  2. pingelt
  3. pingelt
  4. pingelen
  5. pingelen
  6. pingelen
o.v.t.
  1. pingelde
  2. pingelde
  3. pingelde
  4. pingelden
  5. pingelden
  6. pingelden
v.t.t.
  1. heb gepingeld
  2. hebt gepingeld
  3. heeft gepingeld
  4. hebben gepingeld
  5. hebben gepingeld
  6. hebben gepingeld
v.v.t.
  1. had gepingeld
  2. had gepingeld
  3. had gepingeld
  4. hadden gepingeld
  5. hadden gepingeld
  6. hadden gepingeld
o.t.t.t.
  1. zal pingelen
  2. zult pingelen
  3. zal pingelen
  4. zullen pingelen
  5. zullen pingelen
  6. zullen pingelen
o.v.t.t.
  1. zou pingelen
  2. zou pingelen
  3. zou pingelen
  4. zouden pingelen
  5. zouden pingelen
  6. zouden pingelen
diversen
  1. pingel!
  2. pingelt!
  3. gepingeld
  4. pingelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor pingelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bargain aanbieding; afpingelarij; deal; knibbelarij; koopje; marchandering; onderhandeling; speciale aanbieding; spotkoopje; transactie; zaak
haggle marchandering; onderhandeling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bargain afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren afdingen; dingen
haggle afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren afdingen; beknibbelen; dingen; knibbelen; knijpen; schrapen
mediate afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; middelen; tegengestelden verenigen; tussenbeide komen; tussenkomen; zinnen op
negociate afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren bemiddelen; incalculeren; tussenkomen; verdisconteren
negotiate afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren bemiddelen; incalculeren; tussenkomen; verdisconteren

Wiktionary: pingelen


Cross Translation:
FromToVia
pingelen bargain; haggle marchander — (sens 1)