Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. sjouwen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sjouwen (Nederlands) in het Engels

sjouwen:

sjouwen werkwoord (sjouw, sjouwt, sjouwde, sjouwden, gesjouwd)

  1. sjouwen (torsen; zeulen)
    to drag; to carry; to carry along
    • drag werkwoord (drags, dragged, dragging)
    • carry werkwoord (carries, carried, carrying)
    • carry along werkwoord (carry along, carried along, carrying along)

Conjugations for sjouwen:

o.t.t.
  1. sjouw
  2. sjouwt
  3. sjouwt
  4. sjouwen
  5. sjouwen
  6. sjouwen
o.v.t.
  1. sjouwde
  2. sjouwde
  3. sjouwde
  4. sjouwden
  5. sjouwden
  6. sjouwden
v.t.t.
  1. heb gesjouwd
  2. hebt gesjouwd
  3. heeft gesjouwd
  4. hebben gesjouwd
  5. hebben gesjouwd
  6. hebben gesjouwd
v.v.t.
  1. had gesjouwd
  2. had gesjouwd
  3. had gesjouwd
  4. hadden gesjouwd
  5. hadden gesjouwd
  6. hadden gesjouwd
o.t.t.t.
  1. zal sjouwen
  2. zult sjouwen
  3. zal sjouwen
  4. zullen sjouwen
  5. zullen sjouwen
  6. zullen sjouwen
o.v.t.t.
  1. zou sjouwen
  2. zou sjouwen
  3. zou sjouwen
  4. zouden sjouwen
  5. zouden sjouwen
  6. zouden sjouwen
en verder
  1. ben gesjouwd
  2. bent gesjouwd
  3. is gesjouwd
  4. zijn gesjouwd
  5. zijn gesjouwd
  6. zijn gesjouwd
diversen
  1. sjouw!
  2. sjouwt!
  3. gesjouwd
  4. sjouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sjouwen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drag aanstoot; dreg; dreganker; dreghaak; ergernis; haal; haaltje; irritatie; jachtwagen; luchtweerstand; misnoegen; trekje; trekje aan een sigaret
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
carry sjouwen; torsen; zeulen brengen; gebukt gaan onder; iets transporteren; langs brengen; meebrengen; ondersteunen; rugsteunen; steunen; torsen; transporteren; vervoeren
carry along sjouwen; torsen; zeulen gebukt gaan onder; ondersteunen; rugsteunen; steunen; torsen
drag sjouwen; torsen; zeulen aanslepen; dreggen; graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; sjorren; slepen; sleuren; snaaien; wegkapen

Wiktionary: sjouwen

sjouwen
verb
  1. lopen met een zware lading