Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stoot (Nederlands) in het Engels

stoot:

stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de stoot (duwtje; zet; por; duw; stootje)
    the push
    – the act of applying force in order to move something away 1
    • push [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he gave the door a hard push1
    the nudge; the thrust; the bumper; the bump; the punch; the blow; the jab; the buffer
    • nudge [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thrust [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bumper [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bump [the ~] zelfstandig naamwoord
    • punch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jab [the ~] zelfstandig naamwoord
    • buffer [the ~] zelfstandig naamwoord
    the shove
    – the act of shoving (giving a push to someone or something) 1
    • shove [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he gave the door a shove1
  2. de stoot (opstopper; peut; klap)
    the wallop
    – a severe blow 1
    • wallop [the ~] zelfstandig naamwoord
    the clout; the punch
    – (boxing) a blow with the fist 1
    • clout [the ~] zelfstandig naamwoord
      • I gave him a clout on his nose1
    • punch [the ~] zelfstandig naamwoord
      • He landed a hard punch to the gut.2
    the smack; the slap
    – a blow from a flat object (as an open hand) 1
    • smack [the ~] zelfstandig naamwoord
    • slap [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de stoot (oplawaai; opdonder; muilpeer; )
    the punch; the clout
    – (boxing) a blow with the fist 1
    • punch [the ~] zelfstandig naamwoord
      • He landed a hard punch to the gut.2
    • clout [the ~] zelfstandig naamwoord
      • I gave him a clout on his nose1
    the nudge
    – a slight push or shake 1
    • nudge [the ~] zelfstandig naamwoord
    the whopper
    • whopper [the ~] zelfstandig naamwoord
    the wallop
    – a severe blow 1
    • wallop [the ~] zelfstandig naamwoord
    the blow
    – a powerful stroke with the fist or a weapon 1
    • blow [the ~] zelfstandig naamwoord
      • a blow on the head1
    the jab
    – a quick short straight punch 1
    • jab [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. de stoot (schokkende beweging; schok; hort)
    the shake
    • shake [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stoot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow duw; duwtje; hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; stoot; stootje; zet bluts; deuk; dreun; fiasco; flop; handslag; harde slag; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap
buffer duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet buffer; bumper; stootblok; stootkussen; stootrand
bump duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet bobbel; bons; dreun; hobbel; hobbeling; klap; knal; kwak; kwetsuur; letsel; oneffenheid; ongelijkheid; pof; smak
bumper duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet stootblok; stootkussen
clout hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; stoot invloed; kleine spijker met platte kop; kopspijker; spijkertje
jab duw; duwtje; hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; stoot; stootje; zet
nudge duw; duwtje; hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; stoot; stootje; zet buzzer
punch duw; duwtje; hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; por; stoot; stootje; zet dreun; handtastelijkheden; harde klap; klappen; opdoffer; opdonder; opdonders; pons; ram; slag; uithaal; vuistslag; vuistslagen
push duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet knopje
shake hort; schok; schokkende beweging; stoot bibberen; milkshake; rillen; tremor; triller; trilling
shove duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
slap klap; opstopper; peut; stoot dreun; handslag; harde slag; jens; klap; klop; knal; lel; mep; pets; tik; toegebrachte klap
smack klap; opstopper; peut; stoot dreun; handslag; jens; klap; klapzoen; klop; knal; kwak; lel; mep; pakkerd; smak; tik; toegebrachte klap
thrust duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet stuwdruk
wallop hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; stoot
whopper hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot bonk; bonkend geluid; gevaarte; groot exemplaar; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei
- boel; hoop; massa; veel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blow 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hard waaien; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen
buffer bufferen; in buffer opslaan
jab een por geven; porren; stoten
nudge aanstoten; toesteken; toestoten; verschuiven
punch doorponsen; een opdonder verkopen; hengsten; ponsen; rammen; stansen; stompen
push aanduwen; avanceren; dringen; duwen; helpen; hengsten; promoten; rammen; schuiven; schuivend verplaatsen; stompen; verhandelen; verkopen; verschuiven; voor zich uitschuiven; voortschuiven
shake beven; bibberen; heen en weer bewegen; laten schrikken; omschudden; rillen; schokken; schudden; sidderen; trillen; vibreren
shove schuiven; voortschuiven
slap hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren
smack een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; slaan; smakken; smakkend eten; timmeren
wallop knuppelen; ranselen

Verwante woorden van "stoot":


Synoniemen voor "stoot":


Antoniemen van "stoot":


Verwante definities voor "stoot":

  1. grote hoeveelheid, groot aantal3
    • ik heb een stoot boeken gekocht3
  2. harde duw3
    • ik kreeg een stoot in mijn gezicht3
  3. mooie aantrekkelijke vrouw3
    • kijk eens, wat een stoot daar loopt!3

Wiktionary: stoot

stoot
noun
  1. blow, punch
  2. slang: sexually attractive person
  3. young woman

Cross Translation:
FromToVia
stoot blow; collision; crash; clash; shock choccollision brusque, impact d’un corps avec un autre corps.
stoot hit; strike; knock; blow; smack; stroke; whack; move; turn coupimpression que fait un corps sur un autre en le frappant.
stoot chick; dame; broad; bird; gal nana — Femme

stoten:

stoten werkwoord (stoot, stootte, stootten, gestoten)

  1. stoten (een por geven; porren)
    jab; to poke; prod; to dig
    • jab werkwoord
    • poke werkwoord (pokes, poked, poking)
    • prod werkwoord
    • dig werkwoord (digs, dug, digging)
  2. stoten (schuddend op en neer gaan; hobbelen)
    to jolt; to lurch; to rock
    • jolt werkwoord (jolts, jolted, jolting)
    • lurch werkwoord (lurches, lurched, lurching)
    • rock werkwoord (rocks, rocked, rocking)

Conjugations for stoten:

o.t.t.
  1. stoot
  2. stoot
  3. stoot
  4. stoten
  5. stoten
  6. stoten
o.v.t.
  1. stootte
  2. stootte
  3. stootte
  4. stootten
  5. stootten
  6. stootten
v.t.t.
  1. heb gestoten
  2. hebt gestoten
  3. heeft gestoten
  4. hebben gestoten
  5. hebben gestoten
  6. hebben gestoten
v.v.t.
  1. had gestoten
  2. had gestoten
  3. had gestoten
  4. hadden gestoten
  5. hadden gestoten
  6. hadden gestoten
o.t.t.t.
  1. zal stoten
  2. zult stoten
  3. zal stoten
  4. zullen stoten
  5. zullen stoten
  6. zullen stoten
o.v.t.t.
  1. zou stoten
  2. zou stoten
  3. zou stoten
  4. zouden stoten
  5. zouden stoten
  6. zouden stoten
en verder
  1. ben gestoten
  2. bent gestoten
  3. is gestoten
  4. zijn gestoten
  5. zijn gestoten
  6. zijn gestoten
diversen
  1. stoot!
  2. stoott!
  3. gestoten
  4. stotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stoten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het stoten (stompen; duwen)
    the bumping; the punching; the thumping
    • bumping [the ~] zelfstandig naamwoord
    • punching [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thumping [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stoten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bumping duwen; stompen; stoten geschok; geschud; gestoot
jab duw; duwtje; hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; stoot; stootje; zet
punching duwen; stompen; stoten
rock gesteente; kei; klip; rif; rock; rolsteen; rots; rotsblok; rotswand; scheer; steen; uitstekende rots
thumping duwen; stompen; stoten bonzen; dreunen; gestommel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dig een por geven; porren; stoten delven; graven; omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten
jab een por geven; porren; stoten
jolt hobbelen; schuddend op en neer gaan; stoten laten schrikken; schokken
lurch hobbelen; schuddend op en neer gaan; stoten
poke een por geven; porren; stoten aanstoken; oppoken; opstoken; poke
prod een por geven; porren; stoten
rock hobbelen; schuddend op en neer gaan; stoten heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen; zwaaien; zwenken

Verwante woorden van "stoten":


Verwante definities voor "stoten":

  1. er hard tegenaan komen3
    • ik heb me gestoten aan die stoel3
  2. het eraf duwen3
    • hij stootte de vaas van het tafeltje3

Wiktionary: stoten

stoten
verb
  1. met een korte snelle beweging (weg)duwen
stoten
verb
  1. to jam, hit, or bump, especially a toe

Cross Translation:
FromToVia
stoten nudge; prod stupsen — (umgangssprachlich) (transitiv) jemanden leicht anstoßen; mit dem Ellenbogen schubsen, um etwas zu signalisieren
stoten push; sprout; thrust; chase; drive; drive on; impel; shoo; propel; pursue; actuate pousser — Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place.

Verwante vertalingen van stoot