Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. tand:
  2. tanden:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tand (Nederlands) in het Engels

tand:

tand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tand
    – hard wit uitsteeksel in boven- en onderkaak 1
    the tooth
    – hard bonelike structures in the jaws of vertebrates; used for biting and chewing or for attack and defense 2
    • tooth [the ~] zelfstandig naamwoord

tand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tand
    the tooth
    – one of a number of uniform projections on a gear 2
    • tooth [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tooth tand

Verwante woorden van "tand":


Verwante definities voor "tand":

  1. hard wit uitsteeksel in boven- en onderkaak1
    • met zijn tanden beet hij in de appel1
  2. puntig of scherp uitsteeksel aan een voorwerp1
    • drie tanden van de kam zijn afgebroken1

Wiktionary: tand

tand
noun
  1. hard wit voorwerp in de mond
  2. scherp uitsteeksel
tand
noun
  1. tooth on a gear
  2. thin, pointed, projecting part
  3. biological tooth
  4. saw tooth
  5. gear tooth

Cross Translation:
FromToVia
tand tooth Zahn — Teil des Gebisses von Menschen und Wirbeltieren
tand tooth; teeth; cog; prong dent — Os de la mâchoire (1)
tand tooth; sawtooth dent — Dents de scie (2)
tand tooth dent — Dents d’engrenage (2)

tand vorm van tanden:

tanden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de tanden (alle tanden en kiezen; gebit)
    the teeth; the set of teeth

tanden werkwoord (tand, tandt, tandde, tandden, getand)

  1. tanden (uittanden)
    to jag
    • jag werkwoord (jags, jagged, jagging)

Conjugations for tanden:

o.t.t.
  1. tand
  2. tandt
  3. tandt
  4. tanden
  5. tanden
  6. tanden
o.v.t.
  1. tandde
  2. tandde
  3. tandde
  4. tandden
  5. tandden
  6. tandden
v.t.t.
  1. heb getand
  2. hebt getand
  3. heeft getand
  4. hebben getand
  5. hebben getand
  6. hebben getand
v.v.t.
  1. had getand
  2. had getand
  3. had getand
  4. hadden getand
  5. hadden getand
  6. hadden getand
o.t.t.t.
  1. zal tanden
  2. zult tanden
  3. zal tanden
  4. zullen tanden
  5. zullen tanden
  6. zullen tanden
o.v.t.t.
  1. zou tanden
  2. zou tanden
  3. zou tanden
  4. zouden tanden
  5. zouden tanden
  6. zouden tanden
en verder
  1. ben getand
  2. bent getand
  3. is getand
  4. zijn getand
  5. zijn getand
  6. zijn getand
diversen
  1. tand!
  2. tandt!
  3. getand
  4. tandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tanden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
set of teeth alle tanden en kiezen; gebit; tanden
teeth alle tanden en kiezen; gebit; tanden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jag tanden; uittanden een inkeping maken; inkepen; inkerven; kepen; kerven
teeth tanden krijgen

Verwante woorden van "tanden":


Verwante vertalingen van tand