Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. toetakelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toetakelen (Nederlands) in het Engels

toetakelen:

toetakelen werkwoord (takel toe, takelt toe, takelde toe, takelden toe, toegetakeld)

  1. toetakelen (afranselen; aftuigen; aframmelen; in elkaar timmeren; afrossen)
    to whip; to rack; to trounce; to lash; to beat up; to flog; to castigate; to whack; to drub
    • whip werkwoord (whips, whipped, whipping)
    • rack werkwoord (racks, racked, racking)
    • trounce werkwoord (trounces, trounced, trouncing)
    • lash werkwoord (lashes, lashed, lashing)
    • beat up werkwoord (beats up, beated up, beating up)
    • flog werkwoord (flogs, flogged, flogging to)
    • castigate werkwoord (castigates, castigated, castigating)
    • whack werkwoord (whacks, whacked, whacking)
    • drub werkwoord (drubs, drubbed, drubbing)
  2. toetakelen (in elkaar slaan)
    to beat up; to knock about; to damage; to maul; to injure
    • beat up werkwoord (beats up, beated up, beating up)
    • knock about werkwoord (knocks about, knocked about, knocking about)
    • damage werkwoord (damages, damaged, damaging)
    • maul werkwoord (mauls, mauled, mauling)
    • injure werkwoord (injures, injured, injuring)

Conjugations for toetakelen:

o.t.t.
  1. takel toe
  2. takelt toe
  3. takelt toe
  4. takelen toe
  5. takelen toe
  6. takelen toe
o.v.t.
  1. takelde toe
  2. takelde toe
  3. takelde toe
  4. takelden toe
  5. takelden toe
  6. takelden toe
v.t.t.
  1. heb toegetakeld
  2. hebt toegetakeld
  3. heeft toegetakeld
  4. hebben toegetakeld
  5. hebben toegetakeld
  6. hebben toegetakeld
v.v.t.
  1. had toegetakeld
  2. had toegetakeld
  3. had toegetakeld
  4. hadden toegetakeld
  5. hadden toegetakeld
  6. hadden toegetakeld
o.t.t.t.
  1. zal toetakelen
  2. zult toetakelen
  3. zal toetakelen
  4. zullen toetakelen
  5. zullen toetakelen
  6. zullen toetakelen
o.v.t.t.
  1. zou toetakelen
  2. zou toetakelen
  3. zou toetakelen
  4. zouden toetakelen
  5. zouden toetakelen
  6. zouden toetakelen
en verder
  1. ben toegetakeld
  2. bent toegetakeld
  3. is toegetakeld
  4. zijn toegetakeld
  5. zijn toegetakeld
  6. zijn toegetakeld
diversen
  1. takel toe!
  2. takelt toe!
  3. toegetakeld
  4. toetakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor toetakelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
damage afbreuk; averij; beschadiging; nadeel; schade; verlies
lash handslag; wimper
rack heugelstang; latwerk; pijnbank; rek; stellage; stelling
whip karwats; zweep
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beat up aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar slaan; in elkaar timmeren; toetakelen afranselen; billekoek geven; een pak slaag geven; iemand toetakelen; klutsen; mishandelen; molesteren; pijnigen
castigate aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen afstraffen; berispen; hekelen; manen; straffen; terechtwijzen; verketteren; vermanen; waarschuwen
damage in elkaar slaan; toetakelen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; benadelen; beschadigen; deren; duperen; kwaad doen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden
drub aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen knuppelen
flog aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen versjacheren
injure in elkaar slaan; toetakelen benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; deren; knauwen; krenken; kwaad doen; kwetsen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; pijn bezorgen; pijn doen; schaden; verwonden; zeer doen
knock about in elkaar slaan; toetakelen afranselen; iemand toetakelen; ronddarren; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondwaren; rondzwalken
lash aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen vastbinden; vastsjorren
maul in elkaar slaan; toetakelen pijn bezorgen; pijn doen; verwonden; zeer doen
rack aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen overhevelen; overtappen
trounce aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen
whack aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen
whip aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen billekoek geven; een pak slaag geven; klutsen

Wiktionary: toetakelen

toetakelen
verb
  1. iemand zo mishandelen dat hij of zij zichtbaar lichamelijk letsel heeft
toetakelen
verb
  1. savage

Cross Translation:
FromToVia
toetakelen damage; deteriorate; injure; spoil; harm; hurt; impair; mutilate; vitiate détériorermettre en mauvais état.

Verwante vertalingen van toetakelen