Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. troon:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor troon (Nederlands) in het Engels

troon:

troon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de troon (zetel; gestoelte)
    the throne
    • throne [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor troon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
throne gestoelte; troon; zetel

Verwante woorden van "troon":

  • tronen, troontje, troontjes

Wiktionary: troon

troon
noun
  1. zetel waar een vorst op zit tijdens formele plechtigheden
troon
noun
  1. The exercise of sovereign power
  2. ornate seat
  3. third highest order of angel

Verwante vertalingen van troon