Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. tweedracht:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tweedracht (Nederlands) in het Engels

tweedracht:

tweedracht [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de tweedracht (verdeeldheid; disharmonie; scheuring; )
    the dissension; the conflict; the disunity; the discord; the division
  2. de tweedracht (disharmonie)
    the discord; the disharmony
  3. de tweedracht (tweespalt; verdeeldheid; gespletenheid)
    the dissension; the discord; the disunity; the disharmony

Vertaal Matrix voor tweedracht:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conflict conflict; disharmonie; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist
discord conflict; disharmonie; gespletenheid; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete botsing; conflict; misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; onenigheid; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; onvrede; ruzie; twist; wanklank
disharmony disharmonie; gespletenheid; tweedracht; tweespalt; verdeeldheid
dissension conflict; disharmonie; gespletenheid; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete gespletenheid; schizofrenie
disunity conflict; disharmonie; gespletenheid; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete
division conflict; disharmonie; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete afdeling; aftakking; brigade; departement; detachement; divisie; hoofdgroep; scheiding; sectie; segregatie; splitsing; tak; verbreking; verdeling; vertakking
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
discord in onmin geraken

Wiktionary: tweedracht

tweedracht
noun
  1. strife resulting from lack of agreement; dissension

Cross Translation:
FromToVia
tweedracht disagreement; discord; falling out désaccord — Le fait de n’être pas d’accord, parler des personnes et des choses.